4.3
Andere instellingen bij de inbedrijfname
Wanneer bepaalde functies niet zijn geactiveerd en modules, bouwgroe-
pen of componenten niet zijn geïnstalleerd, worden niet benodigde me-
nupunten bij de verdere instelling onderdrukt.
4.3.1
Checklist: instellingen op de wens van de klant afstemmen
Voer de inbedrijfstelling altijd zo uit, dat beide partijen tevreden zijn en
de CV-installatie naar wens en zonder problemen werkt. Uit onze erva-
ring is gebleken dat de volgende instellingen van groot belang zijn voor
de tevredenheid van de gebruiker:
Menupunt
Wens van de klant/instelling
Type regeling
Weersafhankelijk ( pagina 20)
Stooklijn instellen
Stooklijn aanpassen ( pagina 20). De basis-
instelling van de stooklijn geldt voor een ka-
mertemperatuur van 21 °C.
Soort gebouw (demping)
Licht, Middel, Zwaar ( pagina 18)
Inschakelfreq. circulatie (circu-
Continu, 1 x 3 ... 6 x 3 minuten/uur
latiepomp)
( pagina 25)
Bedrijfsmodus
Basisinstelling/eigen tijdprogramma conform
klantenwens aanpassen
( bedieningshandleiding van de bedienings-
eenheid).
Tabel 12 Checklist: belangrijke instellingen; informeer naar de wens van
de klant
▶ Overige instellingen in het hoofdmenu op de wensen van de klant
aanpassen, bijvoorbeeld de temperaturen voor de bedrijfsmodi
(bedieningshandleiding).
4.3.2
Belangrijke instellingen voor de installatie
Wanneer in een gekoelde ruimte de relatieve luchtvoch-
tigheid niet wordt geregistreerd (bijvoorbeeld met een
CR 10H mogelijk), dan kan condensvorming ontstaan. In
dergelijke gevallen moet de minimale aanvoertempera-
tuur op een geschikte waarde worden ingesteld.
De instellingen in het servicemenu moeten bij de inbedrijfname in ieder
geval worden gecontroleerd en eventueel worden aangepast. Alleen zo
wordt de goede werking van de installatie gewaarborgd. Het is zinvol de
getoonde instellingen te controleren. Eventueel moeten de instelwaar-
den met de gebruiker worden afgestemd, zoals bijvoorbeeld de instellin-
gen voor de koelfunctie.
4.4
Functietesten uitvoeren
Benader de functietesten via het diagnosemenu. De ter beschikking
staande menupunten zijn sterk afhankelijk van de geïnstalleerde instal-
latie. Bijvoorbeeld kunt u onder dit menu testen: Circulatiepomp: aan/
Uit ( hfdst. 5.10.1, Pagina 27).
4.5
Controleren monitorwaarden
Benader de monitorwaarden via het menu Diagnose
( hoofdstuk 5.10.2, pagina 27).
4.6
Overdracht van de installatie
▶ Waarborg, dat op de warmteproducent geen begrenzing van de tem-
peraturen voor verwarming en warm water is ingesteld. Alleen dan
kan de bedieningseenheid HPC 400 de warmwater- en aanvoertem-
peratuur regelen.
▶ Leg de klant de werking en de bediening van de bedieningseenheid
en de toebehoren uit.
▶ Informeer de klant over de gekozen instellingen.
Wij adviseren, deze installatiehandleiding aan de klant te
overhandigen.
HPC 400 – 6 720 822 133 (2017/10)
5
Servicemenu
Het menu van de bedieningseenheid wordt automatisch op de installatie
aangepast. Bepaalde menupunten zijn alleen beschikbaar, wanneer de
installatie overeenkomstig is opgebouwd en de bedieningseenheid cor-
rect is ingesteld. De menupunten worden alleen in installaties getoond,
waarin de bijbehorende componenten van de installatie zijn geïnstal-
leerd, bijvoorbeeld een solarinstallatie. De bijbehorende menuposities
en instellingen vindt u in de bijbehorende handleiding.
Informatie over de bediening van de servicemenu's is opgenomen in
hoofdstuk 3 vanaf pagina 5.
De basisinstellingen zijn in de kolom instelbereik geac-
centueerd ( hoofdstuk 5.4 tot 5.10).
Servicemenu
11