− De pomp moet worden geïnstalleerd op een goed beluchte plaats, beschermd tegen weersinvloeden en bij een omgevingstemperatuur
van niet meer dan 50°C.
− Elektrische pompen met IPX5-bescherming zijn beschermd tegen waterstralen.
− Om de pomp gemakkelijker te kunnen controleren en vervangen, moet hij op een goed bereikbare plaats worden aangebracht.
− De pijlen op het pomphuis geven de stroomrichting aan. Geadviseerd wordt om sluitkleppen te gebruiken op de zuig- en persleidingen,
om leging van de installatie te vermijden als er een reparatie nodig is. Voorzie bovendien een bypass-circuit tussen de perszijde en de
aanzuigzijde, om zeker te zijn van een minimale recirculatie als er magneetkleppen op de leidingen zouden worden gebruikt, om gevaarlijke
overtemperaturen te voorkomen.
− Verzeker dat de installatie beschikt over een ontluchtingssysteem en dat het expansievat (indien voorzien) vóór de aanzuigopening is
geïnstalleerd. Als de pomp daarentegen op de perszijde is geïnstalleerd van een circuit met open vat, moet worden verzekerd dat de
veiligheidsleiding vóór de pomp is aangesloten.
− Voorkom bij het monteren van de pomp op de installatie dat de metalen leidingen te grote belastingen of spanningen overdragen naar het
pomphuis, want dat zou kunnen leiden tot barsten en breuk.
− Om transmissie van lawaai of eventuele trillingen te voorkomen, monteer trillingsdempende koppelingen op de aanzuig- en persopeningen.
7.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
Neem de schakelschema's die te vinden zijn in de klemmendoos en weergegeven op Afb. achterin dit boekje strikt
in acht.
In het geval van driefasenmotoren met ster-driehoekstart moet worden verzekerd dat de omschakeltijd tussen ster en driehoek zo kort
mogelijk is en binnen de waarden van tabel B achterin het boekje valt.
Verzeker u ervan dat de spanning uitgeschakeld is, alvorens de klemmenstrook te openen en op de pomp te gaan werken.
Controleer de netspanning alvorens welke actie dan ook te ondernemen. Als deze overeenstemt met de spanning op de typeplaat kunnen
de draden worden aangesloten op de klemmenstrook, als eerste de aardingsdraad.
De pompen moeten ook altijd worden verbonden met een externe schakelaar.
De motoren moeten worden beveiligd met speciale motorschakelaars die goed zijn afgesteld in verhouding tot de nominale stroom.
In installaties met een dubbele pomp moeten voor de continuïteit van het bedrijf voor elke pomp afzonderlijk aparte bedradingen en
schakelaars worden gebruikt.
8.
STARTEN
Alvorens de elektropomp in werking te stellen, dient u te controleren of:
− de pomp goed gevuld is, het pomphuis moet geheel gevuld worden. Dit om ervoor te zorgen dat de pomp meteen
regelmatig begint te werken en dat de afdichting (mechanisch of pakkingbus) goed gesmeerd is. Als de pomp zonder
vloeistof functioneert, leidt dit tot onherstelbare schade aan zowel de mechanische pakking als de pakkingbus;
− de hulpcircuits correct zijn aangesloten;
− alle bewegende delen zijn beschermd door passende veiligheidssystemen;
− de elektrische aansluiting tot stand is gebracht zoals hiervoor werd beschreven;
8.1 Starten
Vóór de start moet de installatie beslist met water gevuld en ontlucht worden. Ontlucht het pomphuis van restlucht door een slang in de
ontluchtingskraan te steken en deze iets los te draaien totdat er alleen water uit komt. Dit om de mechanische afdichting goed te smeren en
de pomp vanaf het begin onmiddellijk regelmatig te laten werken.
Schakel de spanning in en controleer of de motor in de juiste richting draait. Gezien vanaf de ventilatorzijde moet de motor met de klok mee
draaien. Dit moet worden gecontroleerd nadat de voeding van de pomp ingeschakeld is met de hoofdschakelaar, door snel achtereen te
starten en te stoppen. Als de draairichting niet juist is, moet de pomp worden afgekoppeld van het voedingsnet om vervolgens twee
fasegeleiders onderling te verwisselen.
Als het hydraulische circuit helemaal gevuld is met vloeistof, moet de klep op het persgedeelte zo ver worden geopend als maximaal is
toegestaan. Het energieverbruik van de motor moet worden gecontroleerd en vergeleken met de verbruikswaarde op de typeplaat, met
name als de pomp opzettelijk is voorzien van een motor met gereduceerd vermogen (controleer de ontwerpkenmerken).
Controleer de voedingsspanning naar de klemmen van de motor terwijl de elektropomp in werking is. De spanning mag niet meer dan +/-
5% afwijken van de nominale waarde.
8.2 Inlopen mechanische afdichting
De oppervlakken van de mechanische afdichtingen worden gesmeerd door de verpompte vloeistof, wat betekent dat er een vloeistof uit de
mechanische afdichting kan lekken. Als de pomp voor het eerst gestart wordt of als er een nieuwe mechanische afdichting wordt
geïnstalleerd, is er een bepaalde inloopperiode nodig voordat dit doorsijpelen teruggebracht is tot het minimumniveau. De benodigde tijd
hangt af van de bedrijfsomstandigheden, d.w.z., als de bedrijfsomstandigheden veranderen, begint er een nieuwe inloopperiode. Onder
normale omstandigheden verdampt de vrijkomende vloeistof onmiddellijk. Zodoende is het vloeistofverlies onzichtbaar.
NEDERLANDS
46