CAM45
Ga bij de montage als volgt te werk:
➤ Houd de camerahouder op de gekozen montageplaats en markeer steeds minstens 2
verschillende boorpunten en de doorbreuk voor de aansluitkabel (afb. a, pagina 6).
➤ Maak op de voordien gemarkeerde punten met hamer en center een gaatje om het verlopen
van de boor te verhinderen.
Doorvoer voor de aansluitkabel van de camera maken (afb. b, pagina 6)
I
INSTRUCTIE
Gebruik voor de doorvoer van de aansluitkabels indien mogelijk reeds aanwezige
doorvoermogelijkheden, bijv. ventilatieroosters. Als er geen doorvoeren zijn, moet u
een gat van Ø 16 mm boren.
A
LET OP! Gevaar voor beschadiging!
Controleer van tevoren, of er voldoende ruimte is voor de boor aan de achterkant.
➤ Boor op de eerder getekende doorvoer een gat van Ø 16 mm.
➤ Ontbraam alle boorgaten die in een metalen plaat zijn gemaakt en behandel ze met antiroest-
middel.
Camera met plaatschroeven vastschroeven (afb. c, pagina 6)
A
LET OP! Gevaar voor beschadiging!
De bevestiging met plaatschroeven mag alleen in stalen platen met een minimumdikte
van 1,5 mm gebeuren.
➤ Boor op de eerder gemarkeerde punten telkens een gat van Ø 4 mm.
➤ Ontbraam alle boorgaten en behandel ze met antiroestmiddel.
➤ Breng de camerahouder met de plaatschroeven 5 x 20 mm aan.
Camera monteren
A
LET OP! Gevaar voor beschadiging!
Gebruik voor de montage van de camera alleen de meegeleverde schroeven. Langere
schroeven beschadigen de camera.
➤ Leid de camerakabel in het voertuig.
➤ Schuif de camera in de camerahouder.
➤ Bevestig de camera los met de twee schroeven M3 x 6 mm in de lengtegaten (afb. e,
pagina 6).
➤ Lijn de camera provisorisch zodanig uit dat het objectief een hoek van ca. 50° met de verticale
as van het voertuig vormt (afb. f, pagina 7).
NL
Camera monteren
81