Veiligheids- en montage-instructies
Gebruik een krimptang (afb. 1 10, pagina 3) voor het verbinden van de kabels.
Schroef de kabel bij aansluitingen aan leiding 31 (massa)
– met kabelschoen en getande ring aan een massaschroef van het voertuig of
– met kabelschoen en plaatschroef aan de carrosserieplaat.
Let op een goede massaverbinding!
Bij het loskoppelen van de minpool van de accu verliezen alle vluchtige geheugens van de
elektronica voor comfortvoorzieningen de opgeslagen data.
De volgende data moet u afhankelijk van de voertuiguitrusting opnieuw instellen:
– radiocode
– voertuigklok
– tijdschakelklok
– boordcomputer
– stoelinstelling
Instructies voor het instellen vindt u in de betreffende gebruiksaanwijzing.
Neem bij de montage de volgende aanwijzingen in acht:
Bevestig de in het voertuig gemonteerde onderdelen van de camera zodanig dat ze in geen
geval (hard remmen, verkeersongeval) los kunnen raken en tot verwondingen bij de
inzittenden van het voertuig kunnen leiden.
Bevestig onderdelen die afgedekt onder bekledingen moeten worden aangebracht zodanig,
dat ze niet losraken of andere onderdelen en leidingen beschadigen en geen functies van het
voertuig (besturing, pedalen etc.) kunnen beperken.
Let er bij het boren op dat er ook achter het te doorboren oppervlak genoeg ruimte is voor de
boor, om schade te voorkomen (afb. 2, pagina 4).
Ontbraam elk boorgat en behandel de boorgaten met antiroestmiddel.
Neem altijd de veiligheidsinstructies van de fabrikant van het voertuig in acht.
Een aantal werkzaamheden (bijv. aan beveiligingssystemen zoals AIRBAG etc.) mogen alleen
door geschoolde vaklui uitgevoerd worden.
Neem bij werkzaamheden aan elektrische onderdelen de volgende instructies in acht:
Gebruik voor het controleren van de spanning in elektrische leidingen alleen een diodetest-
lamp (afb. 1 8, pagina 3) of een voltmeter (afb. 1 9, pagina 3).
Testlampen met een lampbehuizing (afb. 1 12, pagina 3) gebruiken te veel stroom, waardoor
het elektrisch systeem van het voertuig beschadigd kan raken.
Neem bij het monteren van de elektrische aansluitingen( afb. 3, pagina 4) in acht dat deze
– niet worden geknikt of verdraaid,
– niet langs randen schuren,
– niet zonder bescherming door openingen met scherpe kanten worden gelegd.
Isoleer alle verbindingen en aansluitingen.
Borg de kabels tegen mechanische belasting met kabelverbinders of isolatieband, bijv. aan de
aanwezige leidingen.
76
CAM45
NL