3.
Stel de geleiders voor de papierlengte in door de
afstelvergrendeling van de geleider in te drukken en deze op
te schuiven tot het formaat van het papier dat u gebruikt.
4.
Plaats het papier in de lade. Raadpleeg
papier in lade 3 op pagina 23
afdrukstand van het papier.
OPMERKING:
Verplaats de papiergeleiders niet te strak
tegen de papierstapel. Pas de papiergeleiders aan op basis
van de inkepingen of de markeringen in de lade.
OPMERKING:
Schuif de papiergeleiders naar het juiste
formaat en plaats niet te veel papier in de lade om storingen
te voorkomen. Let erop dat de bovenkant van de stapel niet
boven de indicators voor de maximale stapelhoogte uitkomt,
zoals weergegeven in de vergroting in de afbeelding.
OPMERKING:
Als de lade niet goed wordt ingesteld, kan
tijdens het afdrukken een foutbericht verschijnen of kan het
papier vastlopen.
5.
Schuif de lade volledig terug in de printer.
6.
Open op uw computer de softwaretoepassing en begin met
afdrukken. Zorg ervoor dat de driver staat ingesteld op de
juiste papiersoort en -grootte voor het papier dat wordt
afgedrukt vanuit de lade.
22
Hoofdstuk 2 Papierladen
Afdrukstand van het
voor informatie over de
A4
11
B5
1
2
NLWW