waar:
= verschil in meter tussen de as van de elektropomp en de vrije spiegel van de te pompen vloeistof
Z1
pb
= barometerdruk in m wk met betrekking tot de plaats van installatie (afb. 6 op pag. 128)
= netto-positieve zuighoogte met betrekking tot het werkpunt (zie de krommen in de technische catalogus)
NPSH
Hr
= drukverliezen in meter op de gehele aanzuigleiding (leiding - bochten – bodemventielen)
= stoomdruk in meter van de vloeistof in relatie tot de temperatuur uitgedrukt in °C (zie afb. 7 op pag. 128)
pV
Voorbeeld 1: installatie op zeeniveau en vloeistof op t = 20°C
vereiste N.P.S.H.:
3,25 m
pb :
10,33 m wk
Hr:
2,04 m
t:
20°C
pV:
0.22 m
Z1
10,33 - 3,25 - 2,04 - 0,22 = circa 4,82
Voorbeeld 2: installatie op 1500 m hoogte en vloeistof op t = 50°C
vereiste N.P.S.H.:
3,25 m
pb :
8,6 m wk
Hr:
2,04 m
t:
50°C
pV:
1,147 m
Z1
8,6 - 3,25 - 2,04 - 1,147 = circa 2,16
Voorbeeld 3: installatie op zeeniveau en vloeistof op t = 90°C
vereiste N.P.S.H.:
3,25 m
pb :
10,33 m wk
Hr:
2,04 m
t:
90°C
pV:
7,035 m
Z1
10,33 - 3,25 - 2,04 - 7,035 = circa -1,99
In het laatste geval moet de pomp, om correct te kunnen werken, gevoed worden met een positieve opvoerhoogte van 1,99 - 2
m, dat wil zeggen de vrije spiegel van het water moet 2 m hoger zijn dan de as van de pomp.
N.B.: het is altijd goed om een veiligheidsmarge aan te houden (0,5 m in het geval van koud water) om
rekening te houden met fouten of onverwachte afwijkingen van de verwachte gegevens. Deze marge is
met name belangrijk bij vloeistoffen met een temperatuur die dicht bij het kookpunt ligt, aangezien
kleine temperatuurschommelingen aanzienlijke verschillen in de bedrijfscondities veroorzaken. Als in
het derde geval bij voorbeeld de temperatuur op een bepaald moment niet meer 90°C is, maar 95°C,
bedraagt de opvoerhoogte die nodig is voor de pomp niet meer 1.99 maar 3,51 meter.
7.4.
Aansluiting hulpinstallaties en meetinstrumenten.
Met de realisatie en aansluiting van eventuele hulpinstallaties (wasvloeistof, koelvloeistof afdichting,
druppelvloeistof) moet reeds in de ontwerp-fase van het systeem rekening worden gehouden. Dergelijke
aansluitingen zijn noodzakelijk voor een betere en langdurigere werking van de pomp.
Voor een permanente bewaking van de pompfuncties is het raadzaam een vacuümmanometer te installeren aan de
aanzuigzijde en een manometer op de toevoerzijde. Voor de controle van de motorbelasting wordt installatie van
een ampèremeter aanbevolen.
8.
ELEKTRISCHE AANSLUITING:
Let op: houd u altijd aan de veiligheidsvoorschriften!
De schakelschema's aan de binnenkant van de klemmenkast en op pag. 4 van
dit handboek moeten strikt worden opgevolgd.
8.1.
De elektrische aansluitingen moeten worden uitgevoerd door een ervaren elektricien die beschikt over alle
door de geldende normen vereiste kwalificaties (zie paragraaf 6.1).
Men dient zich nauwgezet te houden aan de voorschriften van het energiebedrijf.
Bij driefase motoren met ster-deltastart dient men zich ervan te verzekeren dat de omschakeltijd tussen ster en
delta zo kort mogelijk is en binnen de waarden uit tabel 8.1 op pag. 118 valt.
8.2.
Alvorens u toegang te verschaffen tot het klemmenbord en werkzaamheden op de pomp uit te voeren, controleren
of de stroomtoevoer is uitgeschakeld.
Controleer voordat u aansluitingen tot stand brengt eerst de netspanning. Als deze overeenkomt met de spanning
8.3.
die is vermeld op het plaatje, kunt u de elektriciteitsdraden aansluiten op het klemmenbord op de eerste plaats de
aarddraad.
8.4.
VERZEKER U ERVAN DAT DE AARDING GOED IS EN DAT HET MOGELIJKE EEN GOEDE
AANSLUITING TE REALISEREN.
8.5.
De pompen moeten altijd aangesloten zijn op een externe schakelaar.
8.6.
De motoren moeten worden beschermd met motorbeveiligingsschakelaars die zijn afgesteld op grond van de
nominale stroom.
NEDERLANDS
39