een volgnummer en het type van het apparaat: 45RFU100 (optische rookmelder), 45RCS100 hittedetector),
45RML100 (combinatiesensor) 45PAM100 (handbrandmelder), 45SCI100 (sirene met flitslicht), 45IOM
(ingang/uitgangsmodule) – meer gedetailleerde informatie over de draadloze apparaten is te vinden in hun
respectievelijke installatiehandleidingen.
3. Scrol omlaag om een vrij adres te vinden waarop het apparaat kan worden aangemeld. Het vrije adres is
gelabeld als EMPTY (Leeg).
4. Druk op de knop ENTER. De melding SEARCHING (Zoeken) >>> (pijltjes knipperen) verschijnt op het
scherm en laat zien dat de module probeert om signalen te vinden van draadloze apparaten binnen zijn
dekkingsbereik. Opmerking: Als er niet binnen 2 minuten vanaf een apparaat een signaal wordt ontvangen,
zal de uitbreidingsmodule automatisch de programmeringsmodus afsluiten.
5. Schakel het draadloze apparaat in - verwijder de beschermfolie van de batterijen bij nieuwe apparaten - en
druk eenmaal op de knop "ENROLL" (Registreren). De leds van het apparaat gaan rood knipperen.
6. Bij een succesvolle registratie zullen de leds van het apparaat 3 keer groen knipperen, het bericht "DONE"
(Klaar) verschijnt op het scherm en daarna gaat de module automatisch naar het volgende vrije adres in de
lijst. Het aangemelde draadloze apparaat is toegevoegd aan de lijst met zijn specifieke type.
7. Test de signaalsterkte tussen het draadloze apparaat en de uitbreidingsmodule. Druk eenmaal op de knop
ENROLL (Registreren) van het apparaat en wacht tot de led het volgende aangeeft:
•
3 x groen knipperen – uitstekende signaalsterkte;
•
3 x oranje knipperen - goede signaalsterkte; maar verander indien mogelijk de installatieplaats;
•
3 x rood knipperen - zwakke signaalsterkte; verander de installatieplaats.
U kunt ook de signaalkwaliteit van het apparaat controleren bij 4. Menu DEVICE RSSI (Apparaat RSSI) – zie
punt 15.
8. Als de signaalkwaliteit en -sterkte uitstekend of goed zijn, monteer het apparaat dan op de installatieplaats*.
9. Zoek in de programmeringsmodus van de 41CPE118 naar het nieuwe aangemelde draadloze apparaat en
sla hem in de systeemconfiguratie* op met de knop APPLY (Toepassen).
* Raadpleeg de installatiehandleiding van het apparaat voor gedetailleerde informatie.
13. Draadloze apparaten verwijderen
De aangemelde draadloze apparaten kunnen volledig uit de configuratie van de module worden verwijderd. De
verwijderde apparaten worden automatisch uit de systeemconfiguratie van de 41CPE118 verwijderd.
Het wordt aanbevolen om de 41CPE118 brandmeldcentrale na de verwijdering van de draadloze apparaten uit
de moduleconfiguratie te resetten. De verwijderingsprocedure is voor alle apparaten hetzelfde.
1. Ga naar de programmeringsmodus van de module. Scrol naar menu 2. REMOVE DEVICE (Apparaat
verwijderen) en druk op de knop ENTER. Er verschijnt een lijst met aangemelde apparaten op het scherm
met een volgnummer en het type van het apparaat.
2. Zoek in de lijst het apparaat op dat u wilt verwijderen. (Opmerking: U kunt controleren of dit precies het te
verwijderen apparaat is als u eerst de procedure uitvoert voor het vinden van het apparaat - zie punt 14
3. Druk op de knop ENTER. Het bericht "Are you sure?" (Zeker weten?) zal op het scherm verschijnen.
4. Bevestig de verwijdering met de knop ENTER. Annuleer de actie met de knop CANCEL (Annuleren).
5. Bij succesvolle verwijdering verschijnt het bericht DONE (Klaar) op het scherm en daarna gaat de module
automatisch naar het eerste nummer in de lijst, ongeacht of er een apparaat op is aangemeld of niet.
6. Druk op de knop CANCEL om het menu voor het verwijderen van apparaten af te sluiten.
7. Reset de 41CPE118 brandmeldcentrale.
16