1
Laad het papier in de handmatige invoer met de te bedrukken
zijde naar boven.
2
Pas de handmatige invoer met de papiergeleider aan de breedte
van het papier aan. Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan gaan
plooien waardoor een papierstoring ontstaat of het papier scheeftrekt.
3
Als u een document wilt afdrukken, stelt u de papierinvoer in op
Handmatige invoer en bepaalt u in de softwaretoepassing het
juiste papierformaat en -type. Raadpleeg de sectie Software.
4
Druk een document af.
5
Druk op de toets Annuleren.
De printer neemt het afdrukmateriaal op en drukt af.
NB
• Als u niet op de toets Annuleren drukt, zal de printer
na een pauze het afdrukmateriaal automatisch opnemen.
6
Plaats het volgende vel in de lade voor handmatige invoer en druk
op de toets Annuleren.
Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden afgedrukt.
De uitvoerlocatie
1
In de uitvoerlade worden de afdrukken met de bedrukte zijde naar
beneden gelegd in de volgorde waarin deze zijn afgedrukt.
NB
• Als u een groot aantal pagina's aan een stuk door afdrukt,
kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het
oppervlak niet aan en houd kinderen uit de nabijheid van het
oppervlak.
• De uitvoerlade kan maximaal 100 vellen gewoon papier van
2
75 g/m
bevatten. Verwijder de vellen zodat de lade niet
overbeladen raakt.
5.6
<Afdrukmedia plaatsen>
1
uitvoerlade