Instellingen
Lichtsterkte
U kunt de lichtsterkte van het display,
de sensortoetsen en de gedimde sen-
sortoetsen instellen.
Keuze
-
Display
Regelt de lichtsterkte van het display.
– (donker)
– (licht) (fabrieksinstel-
ling)
-
Toetsen aan
Regelt de lichtsterkte van de geacti-
veerde sensortoetsen.
– (donker)
– (fabrieksinstelling)
– (licht)
-
Toetsen gedimd
Regelt de lichtsterkte van de sensor-
toetsen die kunnen worden geacti-
veerd.
– (donker)
– (fabrieksinstelling)
– (licht)
Tip: Zorg ervoor, dat het verschil tussen
de lichtsterkte van de geactiveerde en
de gedimde sensortoetsen groot is. Een
groter verschil in lichtsterkte maakt de
bediening gemakkelijker.
86
Uitschakeling indic.
Om energie te besparen, wordt de ver-
lichting van het display en de sensor-
toetsen automatisch uitgeschakeld.
Sensortoets
Start
knippert langzaam.
Keuze
-
(fabrieksinstelling)
Aan
De verlichting wordt na 10 minuten
uitgeschakeld.
-
Aan (niet tijd. pr.v.)
De verlichting blijft aan tijdens het
programmaverloop. De verlichting
wordt 10 minuten na het einde van het
programma uitgeschakeld.
-
Uit
De verlichting blijft aan.
Programma-info
U kunt kiezen welke informatie kort in
het display wordt weergegeven nadat
u een programma heeft gekozen.
Keuze
-
Programmanaam
In het display verschijnt gedurende
enkele seconden de naam van het
programma.
-
Pr.naam + max. bel.
In het display verschijnen gedurende
enkele seconden de naam van het
programma en de maximale belading.
-
Uit
Meteen nadat het programma is geko-
zen, verschijnt het basisscherm met
de temperatuur, het toerental en de
programmaduur in het display.
/
Trommel bijvullen
(fabrieksinstelling)