8.2
Configuratie van de RED‑3 adressen
8.2.1
In- en uitgangen van de RED-3 configureren
Installateurniveau → Systeemconfig. → Config.RED-3,
adr.1 → Configuratie
–
Met deze functie configureert u, welke in- en uitgangen
u kunt gebruiken en welke functies de in- en uitgangen
hebben.
Elke configuratie heeft een eenduidige instelwaarde die u in
de functie RED-3 adr. 1 moet invoeren. De instelwaarde en
de klemmenbezetting bij het geselecteerde systeemschema
kunt u in het boek met systeemschema's Configuratie sys-
teemschema (→ Pagina 9) terugvinden.
Aansluiting van de actoren en sensoren op RED‑3
(→ Pagina 27)
8.2.2
Multifunctionele uitgang van de RED‑3
configureren
Installateurniveau → Systeemconfig. → Config.RED-3,
adr.1 → Multif. uitg. RED-3
–
Met deze functie kunt u instellen, met welke functionaliteit
de multifunctionele uitgang bezet moet worden.
Aansluiting van de actoren en sensoren op RED‑3
(→ Pagina 27)
De functie Multif. uitg. RED-3 verschijnt niet op het display,
als door de systeemconfiguratie de functionaliteit van de
multifunctionele uitgang is vastgelegd.
8.3
Configuratie van de RED‑5-adressen
8.3.1
In- en uitgangen van de RED-5 configureren
Installateurniveau → Systeemconfig. → Config.RED-5 →
Configuratie
–
Met deze functie configureert u, welke in- en uitgangen
u kunt gebruiken en welke functies de in- en uitgangen
hebben.
Elke configuratie heeft een eenduidige instelwaarde die u in
de functie Configuratie moet invoeren. De instelwaarde en
de klemmenbezetting bij het geselecteerde systeemschema
kunt u in het boek met systeemschema's Configuratie sys-
teemschema (→ Pagina 9) terugvinden.
Aansluiting van de sensoren aan RED‑5 (→ Pagina 27)
Aansluiting van de actoren aan RED‑5 (→ Pagina 27)
8.3.2
Multifunctionele uitgang van de RED‑5
configureren
Installateurniveau → Systeemconfig. → Config.RED-5 →
Configuratie
–
Met deze functie kunt u instellen, met welke functionaliteit
de multifunctionele uitgang bezet moet worden.
Aansluiting van de sensoren aan RED‑5 (→ Pagina 27)
Aansluiting van de actoren aan RED‑5 (→ Pagina 27)
Als u bij de RED‑5 de configuratie 3 (Configuratie) ingesteld
hebt, dan mag u TV-reg. niet instellen.
De functie Multif. uitg. RED-5 verschijnt niet op het display,
als door de systeemconfiguratie de functionaliteit van de
multifunctionele uitgang is vastgelegd.
0020218406_01 Installatiehandleiding
Bedienings- en weergavefuncties 8
8.4
Extra module
8.4.1
Multifunctionele uitgang configureren
Installateurniveau → Systeemconfig. → Extra module →
Multifunc. uitg. 2
–
U kunt de multifunctionele uitgang 2 gebruiken om de
circulatiepomp, de ontvochtiger of de legionellabescher-
mingspomp aan te sturen.
Afhankelijk van het vastgelegde systeemschema is de multi-
functionele uitgang 2 met een enkele functie opgegeven of u
kunt een functie uit een selectie van twee of drie functies in-
stellen.
8.4.2
Uitgangsvermogen van de extra CV-ketel
instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → Extra module →
Uitg. extra verw.
–
Als u een Genia Air heeft aangesloten, dan kunt u deze
functie Uitg. extra verw. gebruiken. Met deze functie
stelt u de stand (max. uitgangsvermogen) in, waarmee
de extra CV-ketel bij een warmteaanvraag mag werken.
U kunt de extra CV-ketel in drie verschillende standen (uit-
gangsvermogens) gebruiken.
8.4.3
Multifunctionele ingang configureren
Installateurniveau → Systeemconfig. → Extra module →
Multifunct. ing.
–
Als een warmtepomp aangesloten is, dan kunt u de func-
tie Multifunct. ing.gebruiken. Daarvoor vraagt de ther-
mostaat de ingang van de warmtepomp op.
Ingang bij de Genia Air is: ME
Als op de ingang van de warmtepomp een signaal aanwezig
is, dan zijn de volgende functies mogelijk.
n.gebr.: de thermostaat activeert geen functies. De thermo-
staat negeert het aanwezige signaal.
1xcirc.: de gebruiker heeft op de toets voor de circulatie
gedrukt. De thermostaat stuurt de circulatiepomp voor een
korte periode aan.
PV: de aangesloten fotovoltaïsche installatie genereert over-
tollige stroom, die voor de CV-installatie gebruikt moet wor-
den. De thermostaat activeert het laden van het buffervat in
het CV-circuit. Daarbij wordt het buffervat met de aanvoer-
temperatuur en een offset, zie Offset voor buffervat instellen
(→ Pagina 10) zolang geladen, tot het signaal op de ingang
van de warmtepomp weer daalt.
8.5
Warmwatercircuit
8.5.1
Boiler instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → Warmwatercircuit
→ Boiler
–
Met deze functie kunt u een boiler voor het warmwatercir-
cuit activeren of deactiveren.
Als een boiler aan de CV-installatie aangesloten is, moet de
installatie altijd op actief ingesteld zijn.
8.5.2
Modus voor warmwatercircuit instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → Warmwatercircuit
→ Modus WW → uit
11