4
De uitbreiding is ontworpen voor installatie binnen, in ruimtes met een normale
luchtvochtigheid.
1. Installeer de uitbreidingsprint in de behuizing.
2. Gebruik de DIP-switches 1-5 voor het instellen van het uitbreidingsadres en bepaal hoe
de uitbreiding geïdentificeerd moet worden.
3. Sluit de bekabeling aan op de CLK, DAT en COM aansluitingen en sluit deze aan
op de uitbreidingsbus van het alarmsysteem (zie: installatiehandleiding voor het
alarmsysteem). Om een verbinding te maken wordt aanbevolen om gebruik te maken van
onafgeschermde alarmkabel. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van twisted-pair type
kabel, dan mogen de CLK (clock) en DAT (data) signalen niet worden verzonden door
één getwist paar. Alle aders moeten in één kabel lopen.
4. Sluit de sabotagecontact bekabeling van uitbreiding behuizing aan op de TMP en COM
aansluitingen. (Sluit deze kort indien deze niet aangesloten wordt.
5. Sluit de adresseerbare detectoren aan op de uitbreiding (zie: A
).
DETECTOREN
6. Afhankelijk van de gekozen voedingsmethode voor de uitbreiding; sluit de externe
voeding aan op de connector van de uitbreidingsprint of sluit de voedingsbekabeling aan
op de +12V en COM aansluitingen (de uitbreiding mag direct uit het alarmsysteem
gevoed worden, vanaf een uitbreiding met voeding of van een externe voeding).
De uitbreiding mag nooit tegelijkertijd gevoed worden vanuit meerdere
voedingsbronnen.
7. Zet de spanning op het alarmsysteem.
8. Start de uitbreiding identificatie procedure op in het alarmsysteem. Nadat de identificatie
procedure is afgerond zullen de zones en zonenummers zijn toegewezen in het
alarmsysteem (zie: N
of de geïdentificeerde modules aanwezig zijn in het alarmsysteem. Indien een module
afgekoppeld wordt van de communicatie bus, de positie van een DIP-switches gewijzigd
wordt of de uitbreiding is vervangen door een andere waarbij de DIP-switches instellingen
identiek zijn, dan zal een sabotage alarm worden geactiveerd.
Opmerking: De status van adresseerbare zones wordt door de uitbreiding elke 200 ms.
uitgelezen. Als de zone gevoeligheid geprogrammeerd wordt mag deze niet
lager zijn dan 200 ms.
5. Aansluiten adresseerbare detectoren
Een adresseerbare detector is een detector met daarin een CA-64 ADR-MOD module
geïnstalleerd. De kleine afmeting van de module maakt het mogelijk deze binnenin
de detector behuizing te plaatsen.
De maximale afstand tussen een adresseerbare detector en de uitbreiding kan tot 1000
meter zijn. Tabel 4 toont de eis voor de common ground bekabeling als aders met een
diameter van 0.5 mm worden gebruikt.
Afstand tot de uitbreiding
tot 200 m
200-400 m
400-600 m
600-1000 m
INT-ADR
UMMERING ADRESSEERBARE ZONES
Tabel 4.
ANSLUITEN ADRESSEERBARE
). Het alarmsysteem controleert
Aantal aders parallel
1
2
3
4
SATEL