62
AOCD-250 (AOCD-260)
1. Voer een cijfer in met het bereik van 0 tot 50 om het Filter te definiëren en druk op
2. Druk een willekeurige nummer toets in om te bepalen of de detector altijd actief moet zijn
( – nee,
- ja), en druk op
3. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 4 om de gevoeligheid van de PIR sensor te
definiëren (1 – minimum; 4 – maximum), en druk op
4. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 8 om de gevoeligheid van de RADAR detector
te definiëren (1 - minimum; 8 – maximum), en druk op
AOD-200 (AOD-210)
1. Voer een cijfer in met het bereik van 0 tot 50 om het Filter te definiëren en druk op
2. Druk een willekeurige nummer toets in om te bepalen of de detector altijd actief moet zijn
( – nee,
- ja), en druk op
3. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 4 om de gevoeligheid van de PIR sensor te
definiëren (1 – minimum; 4 – maximum), en druk op
4. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 8 om de gevoeligheid van de RADAR detector
te definiëren (1 - minimum; 8 – maximum), en druk op
5. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 4 om de gevoeligheid van de schemersensor te
definiëren (1 – minimum; 4 – maximum), en druk op
APD-100 (APD-200)
1. Voer een cijfer in met het bereik van 0 tot 50 om het Filter te definiëren en druk op
2. Druk een willekeurige nummer toets in om te bepalen of de detector altijd actief moet zijn
( – nee,
- ja), en druk op
3. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 3 om de gevoeligheid te definiëren (1 – laag,
2 – medium, 3 – hoog), en druk op
APD-100 (APD-200 Pet)
1. Voer een cijfer in met het bereik van 0 tot 50 om het Filter te definiëren en druk op
2. Druk een willekeurige nummer toets in om te bepalen of de detector altijd actief moet zijn
( – nee,
- ja), en druk op
3. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 3 om de gevoeligheid te definiëren (1 – laag,
2 – medium, 3 – hoog), en druk op
4. Afhankelijk van de Detector
– APD-100 – bepaal of de huisdier vriendelijk optie ingeschakeld dient te worden (
– ja), en druk op
nee,
– AMD-102 (AMD-202) – druk
APMD-150 (APMD-250)
1. Voer een cijfer in met het bereik van 0 tot 50 om het Filter te definiëren en druk op
2. Druk een willekeurige nummer toets in om te bepalen of de detector altijd actief moet zijn
( – nee,
- ja), en druk op
3. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 4 om de gevoeligheid van de PIR sensor te
definiëren (1 – minimum; 4 – maximum), en druk op
4. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 8 om de gevoeligheid van de RADAR detector
te definiëren (1 - minimum; 8 – maximum), en druk op
VERSA IP
.
.
.
.
.
.
.
(de instelling is niet in gebruik).
.
.
.
.
.
.
.
.
SATEL
.
.
.
.
–
.