G
ebruiksaanwijzing
11672225
Zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt zijn van de slang (5) en de behuizing van de
slangtrommel (3) bij het afrollen en oprollen.
Controleer de wandhouder (1) regelmatig op tekenen van slijtage.
Schakel de lucht altijd uit bij de compressorbron wanneer de oprolbare luchtslang niet in
gebruik is en wanneer u de slang (5) op de haspel afrolt of oprolt.
Schakel na gebruik de luchtbron uit en laat de luchtdruk van de slang af voordat u de slang
(5) weer in de trommel voert.
Stel de slang (5) niet langdurig bloot aan zeer hoge of zeer lage temperaturen. Bij hoge
temperaturen kan de slang scheuren en bij lage temperaturen kan de slang zijn flexibiliteit
verliezen en moeilijk op te rollen zijn.
Dompel de behuizing van de slanghaspel (3) niet onder in water om deze te reinigen. Houd
de behuizing van de slanghaspel (3) en de slang (5) schoon door deze met een vochtige
doek af te vegen wanneer deze volledig is uitgerold.
Als u de slanghaspel lange tijd niet gaat gebruiken, berg hem dan op in een garage of
schuur.
Wanneer de slang (5) is uitgetrokken tot het punt waar de waarschuwingsindicator
zichtbaar is (ongeveer 1 meter van het uiteinde van de slang), mag u niet met te veel
kracht aan de slang (5) trekken, omdat dit de interne verbinding met de trommel kan
beschadigen.
Probeer de richting van het terugtrekken van de slang (5) niet te forceren. Laat in plaats
daarvan het zelfoprolmechanisme de slang (5) langzaam en automatisch op de trommel
trekken.
Als de slang (5) per ongeluk valt en zichzelf oprolt, is het sterk aan te bevelen de slang (5)
tot zijn volle lengte uit te trekken en vervolgens voorzichtig terug te laten lopen naar de
behuizing van de slangtrommel (3). Hierdoor kan het zelfoprollende mechanisme de slang
correct op de haspel rollen. Draag de slanghaspelbehuizing met behulp van de
geïntegreerde draaggreep (2).
4