7. Batterijwerking
De besturingseenheid bevat een transformator voldoende sterk om stroom te leveren
aan de motor en elektronische besturingskaart wanneer rechtstreeks gekoppeld aan het
net. Indien het nodig is om te werken tijdens stroomuitval, kunnen er batterijen
aangesloten worden op de besturingskaart. Wanneer stroom geleverd wordt van het
net zullen deze batterijen opgeladen worden.
besturingseenheid automatisch overschakelen op batterijmodus.
1.
Alvorens
de
automatisatiesysteem en controleer of alles werkt.
2.
Controleer of het batterijledje brandt en dat de spanning aan de
aansluitklemmen ongeveer 27 Volt bedraagt.
Voer de volgende stap uit met de grootste voorzichtigheid, omdat alles
onder stroom staat!
3.
Sluit de batterijen aan zoals te zien op figuur 6.
4.
Onmiddellijk na het aansluiten van de batterijen op de besturingskaart,
controleer of het batterijledje brandt.
batterijen los van de kaart en controleer de polariteit van de aansluiting.
5.
Indien het ledje brandt, controleer nogmaals de spanning van de
aansluitklemmen voor de batterij. Indien de spanning:
ü < 18Vdc, batterijen zijn niet correct aangesloten of ze zijn vervallen
ü tussen 18 en 25Vdc, de batterijen zijn ontladen, wacht tot ze zijn
opgeladen
ü > 25Vdc, de batterijen zijn opgeladen, verbreek de stroom naar de
besturingskaart, controleer of de batterijen de stroom leveren, sluit het
net terug aan op de besturingskaart.
N.B. 1. In de batterijmodus zal de motor trager draaien dan wanneer de
besturingseenheid wordt bekrachtigd via het net.
N.B. 2. Indien beide vermogensystemen beschikbaar zijn (voedingsnet en batterijen)
en je wil de stroom onderbreken naar de besturingskaart, dan moet zowel de
stroomvoeding als de batterijen of de F4 batterijzekering losgekoppeld worden.
NL-TECH-NICE-A924.doc
Tabel "N" Verbinden van de batterijen
batterijen
aan
Figuur 6: Aansluitingschema batterijen
07/ 11/ 2005
Bij stroomuitval zal de
te
sluiten,
installeer
Indien het niet brandt, koppel de
volledig
het
Pagina 24 van 27