5.2.2
Omgevingscondities
Het apparaat mag niet in de buitenlucht en uitsluitend op een passende, stabiele en vlakke
ondergrond opgesteld en gebruikt worden!
•
De exploitant moet voor een slipvaste, vlakke ondergrond en voldoende verlichting van de
werkplaats zorgen.
•
De veilige bediening van het apparaat moet altijd gegarandeerd zijn.
Materiële schade door verontreinigingen!
Ongewoon hoge hoeveelheden stof, zuren, corrosieve gassen of substanties het apparaat be-
schadigen (onderhoudsintervallen in acht nemen > zie hoofdstuk 6.2).
•
Hoge hoeveelheden rook, damp, oliedamp, slijpstoffen en corrosieve omgevingslucht ver-
mijden!
Tijdens gebruik
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
•
-25 °C tot +40 °C (-13 °F tot 104 °F)
relatieve luchtvochtigheid:
•
tot 50 % bij 40 °C (104 °F)
•
tot 90 % bij 20 °C (68 °F)
Transport en opslag
Opslag in afgesloten ruimte, temperatuurbereik van de omgevingslucht:
•
-30 °C tot +70 °C (-22 °F tot 158 °F)
Relatieve luchtvochtigheid
•
tot 90 % bij 20 °C (68 °F)
[1]
Omgevingstemperatuur koelmiddelafhankelijk! Temperatuurbereik koelmiddel van de lastoortskoeling
in acht nemen!
5.2.3
Koeling van de lastoorts
Materiële schade door ongeschikt koelmiddel!
Ongeschikte koelmiddelen, koelmiddelmengels onderling of met andere vloeistoffen of het ge-
bruik in ongeschikte temperatuurbereiken leidt tot materiële schade en tot het verlies van de
fabrieksgarantie!
•
De werking zonder koelmiddel is niet toegestaan! Een droogloop leidt tot de verwoesting van
de koelcomponenten zoals bijvoorbeeld de koelmiddelpomp, lastoorts en slangpakket.
•
Uitsluitend het in de handleiding beschreven koelmiddel voor de betreffende omgevingsvoor-
waarden (temperatuurbereik) gebruiken > zie hoofdstuk 5.2.3.2.
•
Verschillende (ook de in deze handleiding beschreven) koelmiddelen niet met elkaar vermen-
gen.
•
Bij het vervangen van het koelmiddel moet de totale vloeistof vervangen worden en het koel-
systeem worden gespoeld.
De afvalverwerking van koelvloeistoffen moet in overeenstemming met overheidsvoorschriften en
instructies op desbetreffende veiligheidsinformatiebladen worden uitgevoerd.
5.2.3.1
Beschrijving van de werking
De koelmodules (pomp en ventilator) worden uitsluitend door het lasapparaat gestuurd.
Een koelmiddeltekort wordt door het lasapparaat automatisch herkend en aangegeven
(zie bedieningshandleiding van het lasapparaat).
099-008603-EW505
9.02.2023
[1]
[1]
Opbouw en functie
Transport en installatie
17