Beschrijving van de werking
Speciale parameters (uitgebreide instellingen)
5.9.3.16 Weergave gemiddelde waarde bij superPuls (P19)
Functie actief (P19 = 1)
• Bij superPuls wordt de gemiddelde waarde van het vermogen van A (P
display weergegeven (af fabriek).
Functie niet actief (P19 = 0)
• Bij superPuls wordt uitsluitend het vermogen van programma A op het display weergegeven.
Wordt bij een geactiveerde functie het cijfer 000 op het apparaatdisplay weergegeven, dan han delt
het zich om een ongebruikelijke, incompatibele systeemsamenstelling. Oplossing: speciale
parameter P19 uitschakelen.
5.9.3.17 Instelling pulsbooglassen in programma PA (P20)
Uitsluitend bij apparaatvarianten met het lasproces pulsvlamboog.
Functie actief (P20 = 1)
• Zijn de f uncties superPuls en omschakeling van de lasmethode beschikbaar en ingeschakeld, dan
wordt de lasmethode pulsbooglassen altijd in het hoofdprogramma PA uitgevoerd (af fabriek).
Functie niet actief (P20 = 0)
• Instelling pulsbooglassen in programma PA uitgeschakeld.
5.9.3.18 Absolute waarde-instelling voor relatieve programma's (P21)
Startprogramma (P
tief of absoluut ten opzichte van het hoofdprogramma (P
Functie actief (P21 = 1)
• Absolute parameterinstelling.
Functie niet actief (P21 = 0)
• Relatieve parameterinstelling (af fabriek).
5.9.3.19 Elektronische gasdebietregeling, type (P22)
Uitsluitend actief bij apparaten met ingebouwde gasdebietregeling (optie af fabriek).
De instelling mag uitsluitend door bevoegd servicepersoneel worden uitgevoerd (basisinstelling = 1).
5.9.3.20 Programma-instelling voor relatieve programma's (P23)
De relatieve programma's Start-, Daal- en Eindprogramma kunnen gezamenlijk of afzonderlijk voor ar-
beidspunten P0-P15 worden ingesteld. Bij gezamenlijke instelling worden de parameterwaarden in tegen-
stelling tot de afzonderlijke instelling in de JOB opgeslagen. Bij afzonderlijke instellingen zijn de parame-
terwaarden voor alle JOB's gelijk (uitzondering Speciale JOB's SP1,SP2 en SP3).
5.9.3.21 Weergave correctie- of instelspanning (P24)
Bij de instelling van de vlamboogcorrectie met de rechter draaiknop kan de correctiespanning +- 9,9 V (af
f abriek) of de absolute instelspanning worden weergegeven.
5.9.3.22 JOB-selectie bij expertmodus (P25)
Met de speciale parameter P25 kan worden bepaald of bij het draadaanvoerapparaat de speciale JOB's
SP1/2/3 of de lasopdrachtselectie overeenkomstig de JOB-lijst geselecteerd kan worden.
5.9.3.23 Instelwaarde draadverwarming (P26)
De draadspoelverwarming, ook Wire Heating System (WHS) genoemd, verhindert vochtafzettingen op de
lasdraad en vermindert zodoende het gevaar voor waterstofporiën. De instelling vindt binnen het tempe-
ratuurbereik van 25°C - 50°C traploos plaats. De instelling 45°C is af-fabriek ingesteld en wordt bij
voorkeur voor vochtaantrekkende lasvoegmaterialen zoals aluminium of gevuldedraden gebruikt.
5.9.3.24 Omschakeling van de bedrijfsmodus bij lassoort (P27)
De gebruiker kan bij geselecteerde bedrijfsmodus 4-takt-speciaal door de tijd dat de toortsknop wordt ge-
bruikt bepalen in welke bedrijfsmodus (4-takt of 4-takt-speciaal) het programmaverloop wordt uitgevoerd.
Toortsknop ingedrukt houden (langer 300 ms): Programmaverloop met bedrijfsmodus 4-takt-speciaal
(standaard).
Druk op toortsschakelaar: Apparaat wisselt naar bedrijfsmodus 4-takt.
5.9.3.25 Foutdrempel elektronische gasdebietregeling (P28)
De procentuele ingestelde waarde geeft de foutdrempel weer. Wordt deze drempel onder- of overschre-
den vindt er een f outmelding > zie hoofdstuk 7.2 plaats.
66
), down-slope-programma (P
START
) en programma B (P
A
) en eindprogramma (P
B
END
) worden ingesteld.
A
) op het
B
) kunnen naar wens rela-
099-5TLPXQ-EW505
15.12.2022