70
blok bediend kunnen worden. Indien de blok status de uitgang status niet mag
aansturen, schakel dan de N
107. K
AART OP LEZER
de lezer A aansluiting van de toegangscontrole module. Ook kan deze geactiveerd worden
door een kaart uitlezing op het bediendeel.
108. K
AART OP LEZER
de lezer B aansluiting van de toegangscontrole module. Ook kan deze geactiveerd worden
door een kaart uitlezing op het bediendeel.
EN – actief als alle geselecteerde zones geactiveerd zijn.
109. Z
ONE LINK
–
110. A
LARM
GEEN VERIFICATIE
–
111. A
LARM
GEVERIFIEERD
112. G
EVERIFIEERD
verificatie is geen alarm geactiveerd door enig andere zone welke bij de verificatie
behoort).
113. V
ERIFICATIE UITGESCHAKELD STATUS
114. Z
ONE TEST STATUS
115. I
N
TYPE
STATUS
inschakelmode, ingeschakeld zijn.
116. I
NTERNE SIRENE
9. DAG A
uitgang type (een combinatie van de 1. I
LARM
117. S
ABOTAGE STATUS
uitbreidingen.
118. L
AGE BATTERIJ HANDZENDER
gebruikers. Dit heeft betrekking op de 433 MHz handzenders (ondersteund door de INT-
RX of INT-RX-S modules) of de APT-200 handzenders ondersteund door het ABAX 2 /
ABAX systeem / APT-100 handzenders (ondersteund door het ABAX systeem).
119. S
TORING DRAADLOOS SYSTEEM
het ABAX 2 (ACU-220 or ACU-280 controller) / ABAX draadloze systeem (INTEGRA 128-
WRL alarmsysteem, ACU-120, ACU-270, ACU-100 of ACU-250 controller).
120. T
HERMOSTAAT
geprogrammeerde waarde. De temperatuur informatie is afkomstig van draadloze
temperatuur detectoren of ABAX 2 draadloze apparaten voorzien van een temperatuur
sensor. Voor meer informatie zie sectie "120. Thermostaat instellingen" p. 72.
5.3
Opties
Pol.+ – bepaald de uitgang werkingsmode (zie tabel 5).
actieve status
inactieve status
actieve status
inactieve status
Tabel 5. Functionering van uitgangen, afhankelijk van de P
Programmeer handleiding
IET GESTUURD BIJ
A – actief bij het uitlezen van een proximity kaart / DALLAS iButton op
B – actief bij het uitlezen van een proximity kaart / DALLAS iButton op
– actief bij niet geverifieerde alarmen.
– actief bij geverifieerde alarmen.
–
– actief als een alarm niet geverifieerd is (tijdens de alarm
GEEN ALARM
– actief bij het testen van zones via de gebruikersfuncties.
– actief als de geselecteerde blokken in de geselecteerde
– actief bij dezelfde alarmen en activeringen van de 1. I
– actief bij sabotage's van geselecteerde zones, bediendelen en
– actief bij een lage handzender batterij van geselecteerde
(
JAMMING
– de uitgang wordt actief wanneer de temperatuur lager is dan de
optie ingeschakeld
(normale polariteit)
+12V voltage voeding
+12V voltage onderbroken
Laagvermogen uitgang (open collector)
optie ingeschakeld
(normale polariteit)
kortgesloten naar de common
geïsoleerd van de common
I
/U
optie in.
N
IT
– actief bij het uitschakelen van de alarm verificatie.
NBRAAK
) – actief bij jamming (radiosignaal storing) van
Hoogvermogen uitgang
en 9. D
A
AG
LARM
optie uitgeschakeld
(omgekeerde polariteit)
+12V voltage onderbroken
+12V voltage voeding
optie uitgeschakeld
(omgekeerde polariteit)
geïsoleerd van de common
kortgesloten naar de common
.+ optie.
OL
SATEL
of
NBRAAK
uitgang).