58
107. K
AART OP LEZER
lezer A aansluiting van de toegangscontrole module. Ook kan deze geactiveerd worden door
een kaart uitlezing op het bediendeel.
108. K
AART OP LEZER
lezer B| aansluiting van de toegangscontrole module. Ook kan deze geactiveerd worden door
een kaart uitlezing op het bediendeel.
109. Z
EN – actief als alle geselecteerde zones geactiveerd zijn.
ONE LINK
110. A
–
LARM
GEEN VERIFICATIE
111. A
–
LARM
GEVERIFIEERD
112. G
EVERIFIEERD
verificatie is geen alarm geactiveerd door enig andere zone welke in de verificatie behoort).
113. V
ERIFICATIE UITGESCHAKELD STATUS
114. Z
ONE TEST STATUS
115. I
N TYPE STATUS
ingeschakeld zijn.
116. I
NTERNE SIRENE
A
uitgang types.
LARM
117. S
ABOTAGE STATUS
uitbreidingen.
118. L
AGE BATTERIJ HANDZENDER
gebruikers. Dit heeft betrekking op de 433 MHz handzenders (ondersteund door de INT-RX
of INT-RX-S modules) of de APT-100 handzenders (ondersteund door het ABAX systeem).
119. S
TORING DRAADLOOS SYSTEEM
ABAX draadloze systeem (INTEGRA 128-WRL alarmsysteem, ACU-120, ACU-270,
ACU-100 of ACU-250 module).
4.3
Uitgang opties
Polariteit – bepaald de uitgang werkingsmode (zie tabel 5).
actieve status
inactieve status
actieve status
inactieve status
tabel 5. Functionering van uitgangen, afhankelijk van de P
Puls. – de optie is bedoeld voor tijd gestuurde uitgangen. Indien ingeschakeld zal de uitgang
pulserend werken (0.5/0.5 s). Indien uitgeschakeld zal de uitgang continue aan zijn.
Vasthoudend – de optie is bedoeld voor alarmuitgangen. Indien ingeschakeld zal de uitgang
actief zijn totdat het alarm door de gebruiker hersteld wordt.
Aan bij activering – de optie is bedoeld voor the 24. P
uitgang altijd geactiveerd zijn als een zone geactiveerd is. Het aftellen van de
geprogrammeerde insteltijd zal pas gaan lopen nadat activering van de zone beëindigd is.
Programmeerhandleiding
A – actief bij het uitlezen van een proximity kaart / DALLAS iButton op de
B – actief bij het uitlezen van een proximity kaart / DALLAS iButton op de
– actief bij niet geverifieerde alarmen.
– actief bij geverifieerde alarmen.
–
– actief als een alarm niet geverifieert is (tijdens de alarm
GEEN ALARM
– actief bij het testen van zones via de gebruikersfuncties.
– actief als de geselecteerde blokken in de geselecteerde inschakelmode,
– actief bij dezelfde alarmen en activeringen van de 1. I
– actief bij sabotage's van geselecteerde zones, bediendelen en
– actief bij een lage handzenderbatterij van geselecteerde
(
JAMMING
optie ingeschakeld
(normale polariteit)
+12V voltage voeding
+12V voltage onderbroken
Laagvermogen uitgang (open collector)
optie ingeschakeld
(normale polariteit)
kortgesloten naar de common
geïsoleerd van de common
– actief bij het uitschakelen van de alarm verificatie.
) – actief bij jamming (radiosignaal storing) van het
Hoogvermogen uitgang
ULS
NBRAAK
optie uitgeschakeld
(omgekeerde polariteit)
+12V voltage onderbroken
+12V voltage voeding
optie uitgeschakeld
(omgekeerde polariteit)
geïsoleerd van de common
kortgesloten naar de common
OLARITEIT
uitgang. Indien ingeschakeld zal de
SATEL
of 9. DAG
optie.