SATEL
3. Systeem structuur
Het systeem kan worden onderverdeeld in objecten (subsystemen). Blokken worden
toegewezen aan elk object en zones worden toegewezen aan blokken.
3.1
Objecten
Objecten worden gezien als aparte alarmsystemen. Standaard wordt er altijd één object
aangemaakt in het alarmsysteem en nieuwe objecten kunnen worden aangemaakt via:
het bediendeel in de service mode via de N
O
BJECTEN
om aan te maken (nadat het object aangemaakt is zal het bediendeel automatisch de
functies weergeven welke het voor u mogelijk maakt om blokken aan het object toe te
wijzen en de objecten een naam te geven);
het D
X programma in het "Structuur" scherm, "Systeem" tabblad. Na het klikken op
LOAD
de systeemnaam en u klikt op de "Toevoegen" knop zal er een nieuw object worden
aangemaakt.
Fig. 2. Voorbeeld van de systeemstructuur in het D
3.2
Blokken
Een blok is een apart gedeelte binnen het beveiligde gebied. Het onderverdelen van het
alarmsysteem in blokken maakt mogelijk om een gedeelte van het beveiligde gebied in of uit te
schakelen en er tevens voor kan zorgen dat bepaalde gebruikers geen toegang hebben tot
bepaalde blokken.
3.2.1
Blokken aanmaken
Een nieuw blok kan worden aangemaakt en tegelijkertijd aan een object worden toegewezen:
via het bediendeel in de service mode bij gebruik van de B
S
O
YSTEEM
S
ELECTIE UIT DE MEERKEUZE LIJST
via het D
LOAD
op de systeemnaam en u klikt op de "Toevoegen" knop zal er een nieuw blok worden
aangemaakt.
N
) – na het starten van de functie kunt u een object selecteren
IEUW OBJECT
W
BJECTEN
IJZIG OBJECT
X programma bij het "Structuur" scherm, "Systeem" tabblad. Na het klikken
INTEGRA Plus
IEUW OBJECT
[selecteer object uit de lijst] B
p. 24;
functie (S
TRUCTUUR
X programma.
LOAD
functie (S
LOKKEN
37
S
YSTEEM
TRUCTUUR
) – zie:
LOKKEN