5 Ingebruikname
• Controleer alle regel- en toezichtsinrichtingen op hun
werking en juiste instelling.
• Maak de klant vertrouwd met de bediening van het
apparaat en overhandig hem de met het apparaat
meegeleverde handleidingen om ze te bewaren.
• Beveel de klant de afsluiting van een
onderhoudscontract aan.
5.3 Controleren van de gasinstelling
5.3.1 Fabrieksinstelling
De ketels zijn vanuit de fabriek ingesteld voor aardgas.
Een branderinstelling is niet noodzakelijk. De
gasdrukregelaar aan de gasarmatuur is verzegeld.
Let op!
Vergelijk vóór de ingebruikname van het
apparaat de opgaven over de ingestelde
gassoort op het typeplaatje met de plaatselijke
gasfamilie en gassoort.
Wanneer de ingestelde gassoort op het typeplaatje niet
overeenkomstig is met de plaatselijke gassoort, mag de
ketel niet aangesloten worden.
16
5.3.2 Controle van de gasaansluitdruk
Afb. 5.1 Aansluitdruk meetaansluiting
• Neem de ketel uit bedrijf.
• Sluit de gasafsluitkraan in de hoofdgastoevoerleiding
voor de ketel.
• Verwijder de schroef in de aansluitdruk-
meetaansluiting (1) en sluit een geschikte manometer
aan.
• Neem de ketel in gebruik.
• Meet de aansluitstroomdruk aan de manometer.
Toegelaten bereik voor de aansluitstroomdruk (brander
in bedrijf):
Gassoort
Aansluitdruk
Voor aardgassen:
I
, G20
20 mbar (g)
2E+
I
, G25
25 mbar (g)
2E+
Let op!
Bij aansluitdrukken buiten de genoemde
bereiken moet de oorzaak vastgesteld en
geëlimineerd worden.
Als er geen fout kan worden vastgesteld, dan
mag er geen instelling en geen ingebruikname
van de ketel worden uitgevoerd en moet het
gasbedrijf op de hoogte worden gesteld.
• Neem de ketel uit bedrijf.
• Neem de manometer eraf en sluit de aansluitdruk-
meetaansluiting (9) met de dichtschroef.
Installatie- en onderhoudshandleiding atmoVIT
1