5.6
5.6 Sterilisatie
Sterilisatie
FÖRSIKTIGHET
• De kwaliteit van de sterilisatie hangt zeer af van hoe schoon het instrument is. Alleen instrumenten
die helemaal schoon zijn kunnen worden gesteriliseerd.
• Om de effectiviteit van de sterilisatie te verbeteren, moet u ervoor zorgen dat het apparaat volledig
droog is.
• Gebruik alleen de hieronder beschreven sterilisatieprocedure.
• Gebruik alleen dynamische luchtverwijderingscycli: voor-vacuüm- of steam flush pressure pulse
(SFPP)-cycli.
• Als de sterilisatie volgens nationale richtlijnen vereist is, gebruik dan alleen dynamische
sterilisatoren: gebruik geen stoomsterilisator met een zwaartekrachtverplaatsingssysteem. Zoals
voor alle instrumenten geldt, verwijder het apparaat na elke sterilisatiecyclus (waaronder drogen)
om overmatige blootstelling aan hitte te voorkomen dat corrosie kan veroorzaken.
5.6.1
Procedure
1. 1. Verpak het apparaat in een verpakking die geschikt is voor stoomsterilisatie.
2. 2. Steriliseer met stoom, volgens een dynamische luchtverwijderingscyclus (ANSI/AAMI ST79, Sectie
2.19), bijvoorbeeld luchtverwijdering via geforceerde evacuatie (ISO 17665-1, ISO/TS 17665-2) op
135°C (275°F), gedurende 3 minuten of op 132°C (269,6°F) gedurende 4 minuten. Steriliseer op
135°C (275°F) gedurende 18 minuten in gebieden waar sterilisatie voor prionen vereist is.
Het apparaat is bestand tegen meer dan 1000 sterilisaties.
De aanbevolen parameters voor de sterilisatiecyclus:
• De maximale temperatuur in de autoclaaf mag niet hoger zijn dan 137°C (278,6°F), dat betekent dat
de nominale temperatuur van de autoclaaf op 134°C (273,2°F), 135°C (275°F) of 135,5°C (275°F)
moet worden ingesteld waarbij rekening wordt gehouden met de eventuele temperatuurafwijking
van de sterilisator.
• De maximale duur van het interval op de maximale temperatuur van 137°C (278,6 °F) komt overeen
met de nationale eisen voor stoomsterilisatie en mag niet langer dan 30 minuten duren.
• De absolute druk in de kamer van de sterilisator moet zich bevinden tussen de 0,07 bar en 3,17 bar
(1 psia tot 46 psia).
• De temperatuurwisseling mag niet meer zijn dan 15°C/min (59°F/min) voor oplopende
temperaturen en -35°C/min (-31°F/min) voor afnemende temperaturen.
• De drukwisseling mag niet meer zijn dan 0,45 bar/min (6,6 psia/min) voor oplopende druk en -1,7
bar/min (-25 psia/min) voor afnemende druk.
• Voeg geen chemische of fysieke reagentia toe aan de waterstoom.
13