16
6.4
De werking en het specifieke karakter van draadloze detectoren
Dit hoofdstuk beschrijft het specifieke karakter en de werking van draadloze detectoren en
individuele groepen van draadloze detectoren, welke effect hebben op het programmeren
van de zones en uitgangen waartoe de draadloze detectoren zijn toegewezen.
6.4.1 Draadloze detectoren
Draadloze detectoren verzenden informatie over activeringen, sabotage en lage batterij.
Informatie over activeringen en sabotage worden verstuurd naar de zones waaraan de
detectoren zijn toegekend. U kunt deze programmeren als:
• NC, NO of EOL – de zone informeert alleen over detector activeringen;
• 2EOL/NC of 2EOL/NO – de zone informeert over detector activeringen en sabotage's.
De manier van werking van de draadloze detectoren hangt af van de status van het blok
waarin de zone met draadloze detector toe behoort:
Blok is uitgeschakeld – de detector werkt in passieve mode. Dit is de batterij
besparingsmode waarbij communicatie met de controller hoofdzakelijk plaats vindt
gedurende tijdsinterval bepaald door de C
over activeringen en batterij status wordt verzonden. Alleen de detector sabotage worden
direct verzonden.
Blok is ingeschakeld – de detector werkt in actieve mode. De detector verzendt alle
informatie direct naar de controller.
Wijzigen van de detector werking mode van passief naar actief en omgekeerd vindt plaats
gedurende de communicatieperiode, vandaar dat dit vertraagt wordt uitgevoerd met een
tijdvertraging ten opzichte van inschakelen/uitschakelen. Een dergelijk vertraging afhankelijk
van de geselecteerde frequentie van communicatie polling – kan tot 12, 24 of 36 seconden
zijn.
De AMD-103 detector en draadloze detectoren die ingesteld zijn als 24-uurs zone staan altijd
in de actieve mode. Hiervoor hoeft dus niet de A
"Parameters en opties" p. 12).
Volgens de EN50131-3 standaard dienen alle overvalknoppen die gebruikt worden in
het ABAX systeem, altijd in de actieve mode te staan.
De batterijen van de detectoren verzekeren een werking van ongeveer 3 jaar,
aangenomen dat de detectoren in de passieve status voor een gedeelte van de
periode staan en dat de C
communicatie periode (24 of 36 seconden) betekent dat de batterij levensduur wordt
verlengd. De levensduur van een batterij in een detector welke permanent in de
Actieve Mode staat, zal korter zijn dan welke periodiek worden geschakeld naar de
passieve mode. Maar als een detector of de installatie plaats zo is geplaatst dat het
aantal activeringen laag is, dan zal het schakelen van de detector naar de actieve
mode niet de batterij levensduur verlengen.
6.4.2 Draadloze sirenes
De draadloze sirenes nemen tot 2 uitgangen en 2 zones in gebruik voor het systeem. Hoe de
signalering wordt toegepast hangt af van de sirene:
ASP-105 – de eerste uitgangen aan welk de sirene is toegekend bediend de akoestische
signalering. Parameters voor de akoestische signalering worden geprogrammeerd voor de
sirene (type en duur van de akoestische signalering). De andere uitgang bediend de
optische signalering. De optische signalering is ingeschakeld wanneer de uitgang actief is.
Het commando om de signalering te starten en te stoppen wordt direct naar de sirene
verzonden.
ACU-270
OMMUNICATIE PERIODE
LTIJD ACTIEF
OMMUNICATIE PERIODE
optie, waarbij informatie
optie ingesteld te worden (zie:
12 seconden is. Een langere
SATEL