SATEL
6.9.2
Via het MTX soft programma
1. Klik op het "Detectoren" tabblad (Afb. 6 p. 15).
2. Klik op de gewenste detector welke u wilt configureren.
3. Klik op de
knop in de "Uitgang" kolom. Een context menu zal worden weergegeven.
4. Selecteer hoe de uitgang moet reageren bij activering van de detector (als de uitgang
onafhankelijk wordt gestuurd zijn de volgende opties beschikbaar: "AAN" – de uitgang zal
aan gaan, "UIT" – de uitgang zal uit gaan, "Maak/Breek" – de uitgang zal naar de
tegenovergestelde status wijzigen, "Puls" – de uitgang zal aan gaan voor een
gespecificeerde tijdsperiode (als "Puls" geselecteerd wordt zal de uitgang actief zijn voor
de duur zolang de detector geactiveerd is) / als de uitgang gestuurd wordt door de status
"Gelijkwaardig", zal alleen de "Gelijkwaardig" optie beschikbaar zijn).
5. Dubbelklik in de "Aanw.controle" kolom om de om de aanwezigheidscontrole van de
detector in of uit te schakelen (symbool "x" betekent dat de controle ingeschakeld is).
6.10 Sirene/flitsers configureren
Bepaal voor een nieuw toegevoegde sirene/flitser:
· welke ingang van de controller de signalering zal activeren,
· of de controller de aanwezigheid dient te controleren van de sirene/flitser,
· de maximale signaleringstijd.
6.10.1 Via de controller knoppen
1. Start de
functie.
2. Selecteer de sirene/flitser welke u wilt configureren en druk op de
3. Start de
4. Selecteer de ingang welke de signalering activeert (
- ingang IN2,
5. Start de
functie.
6. Bepaal of de aanwezigheid van de sirene/flitser gecontroleerd dient te worden (
- nee) en druk op de
6.10.2 Via het MTX soft programma
1. Klik op het "Ingangen/sirenes" tabblad (Afb. 8 p. 16).
2. Klik op een sirene/flitser.
3. Dubbelklik op het veld in de "IN1" kolom indien ingang IN1 de signalering dient te
activeren (symbool "x" betekent dat de ingang de signalering activeert).
4. Dubbelklik op het veld in de "IN2" kolom indien ingang IN2 de signalering dient te
activeren (symbool "x" betekent dat de ingang de signalering activeert).
5. Voer de maximale signaleringstijd in de "Tijd" kolom.
6. Dubbelklik in de "Aanw.controle" kolom om de om de aanwezigheidscontrole van de
sirene/flitser in of uit te schakelen (symbool "x" betekent dat de controle ingeschakeld is).
6.11 programmeren van de signalering parameters
De signaleringsparameters (signaleringstype, prioriteit) dienen gedefinieerd te worden bij het
configureren van de ingangen. Elk van de controller ingangen kunnen verschillende soorten
signalering activeren.
functie en dan de
- ingangen IN1 en IN2) en druk op de
knop.
MTX-300
functie.
knop.
- niet gebruikt,
knop.
21
- ingang IN1,
- ja,