☞
Samenvatting van
elektronisch gejus-
teerde fouten
5.2
☞
☞
☞
Controleren & Justeren
Tijdens het fabricageproces worden instrumentfouten zorgvuldig vastgesteld
en op nul ingesteld. Zoals al eerder werd aangegeven kunnen deze fouten
veranderen en daarom wordt ten sterkste aangeraden om de fouten te con-
troleren in de volgende situaties:
Voor het gebruik de eerste keer;
•
Voor iedere precisiemeting;
•
Na ruw of lang transport;
•
Na lange werkperiodes;
•
Na lange opslagperiodes;
•
Als de temperatuur van de huidige meetomgeving meer dan 20 °C ver-
•
schilt van de temperatuur bij de vorige kalibratie.
Instrumentfout
Effect
op Hz
c - Hz Collimatie-
ü
fout
a - Kiep-as fout
ü
l - Compensator
-
indexfout
d - Compensator
ü
indexfout
i - Verticale
-
indexfout
ATRplus-collima-
ü
tiefout
Collimatiefout
ü
coaxiale camera
Voorbereidingen
Vóór het vaststellen van de instrumentfouten, moet het instru-
ment waterpas worden gezet met behulp van het elektronische
doosniveau.
Het stelschroevenblok, het statief en de ondergrond moeten
stabiel zijn en vrij van trillingen en andere invloeden.
Het instrument moet worden beschermd tegen direct zonlicht
om opwarmen te vermijden.
Tevens wordt ten sterkste afgeraden om te justeren tijdens
ondulatie en luchtturbulentie. De beste omstandigheden zijn in
de vroege ochtend of bij bedekte hemel.
Voordat u met het werk begint, moet het instrument geacclimatiseerd zijn
aan de omgevingstemperatuur. Houd rekening met tenminste 15 minuten of
ongeveer 2 minuten per °C temperatuurverschil tussen de opslag- en werkom-
geving.
Effect
Eliminatie
op V
met twee
kijkerstand
meting
-
ü
-
ü
ü
ü
-
ü
ü
ü
-
ü
ü
ü
Automatisch
gecorrigeerd
bij goede jus-
tering
ü
ü
ü
ü
ü
ü
ü
59