14
14.1
AutoPole-functionali-
teit
Ondersteunde verbin-
dingstypes
14.2
Beschrijving
114
Werken met de AutoPole
Overzicht
Functionaliteiten worden weergegeven overeenkomstig de individuele ver-
koopvarianten.
Functionaliteit
PoleHeight
Tilt Compensatie
TargetID
AP20 kan alleen worden gebruikt in combinatie met een AP-prisma-
☞
stok (CRP4, CRP5, GLS51 en GLS51F).
Breng een Bluetooth-verbinding tot stand tussen de AP20 en het
☞
veldboek of het Total Station om te kunnen functioneren. Gebruik de
verbindingswizard.
AutoPole functionaliteiten worden ondersteund bij bediening door 2 personen
en bij bediening door 1 persoon. Gebruik de veldsoftware op het Total Station
of het veldboek om en Bluetooth-verbinding tot stand te brengen.
Bij bediening door 1 persoon moet u eerst een verbinding tot stand brengen
tussen het veldboek en het Total Station. Gebruik de software vervolgens op
het veldboek om een verbinding tot stand te brengen met de AutoPole.
AP20 T en AP20 hebben een RH18 nodig die is bevestigd aan het
☞
Total Station.
PoleHeight
De AP-prismastok kan worden verlengd tot een willekeurige klikslotpositie om
hindernissen te overwinnen.
Zodra een klikslotpositie wordt bereikt, ontvangt de bevestigde AP20 de gede-
tecteerde hoogte van de AP-prismastok en verzendt deze naar de veldsoft-
ware van het verbonden Total Station of het veldboek.
De doorgegeven hoogte komt overeen met de huidige lengte tussen prisma-
middenpunt en staafpunt, die overeenkomt met de opgedrukte schaal op de
staaf en het invoerveld voor de hoogte in de veldsoftware.
Een geldige hoogtedetectie wordt beperkt door het aantal klikslot-
☞
posities. Tussenposities worden als ongeldig aangegeven. Voer de
hoogte handmatig in.
Er wordt geen rekening gehouden met optionele verlengstukken voor
☞
de loodstaaf.
Overgedragen hoogtes kunnen handmatig worden overschreven.
☞
AP20 H
AP20 ID
−
ü
−
−
−
ü
Werken met de AutoPole
AP20 T
AP20
ü
ü
ü
ü
−
ü