STURING
Zet de sleutelschakelaar op AAN.
•
•
De batterij-indicator geeft de lading van de batterijen weer.
Zet de snelheidsregelaar op de gewenste rijsnelheid (de schaal 1-12 geeft een verhoging van de
•
snelheid aan, maar niet in km/u).
Trek de rijhendel met de vingers naar de handgrepen, afhankelijk van de gewenste richting
•
(voorwaarts of achterwaarts).
•
U hoort de claxon wanneer u de drukknop activeert.
•
Voor de verlichting (vooraan en achteraan) bedient u de blauwe drukknop.
Voor de alarmknipperlichten bedient u de rode, driehoekige drukknop.
•
•
Voor het activeren van de richtingaanwijzers drukt u de tuimelschakelaar in de gewenste richting
(links = linker richtingaanwijzer, rechts = rechter richtingaanwijzer, neutrale stand =
richtingaanwijzers uit).
3
2
7
11
9
4
INSTELLEN VAN DE STUURKOLOM
•
Druk de vergrendeling (rood) in de richting van de gatenplaat. De blokkering van de
hoekverstelling van de stuurkolom wordt opgeheven.
•
Trek of duw de stuurkolom in de gewenste stand.
Om te vergrendelen trekt u de vergrendeling (rood) in uitgangspositie (ca. 90° m.b.t. de
•
gatenplaat).
•
De stuurkolom wordt met een hoorbare klik vergrendeld.
•
Controleer of de stuurkolom stevig vast zit.
3
L
De stuurkolom nooit verstellen terwijl u rijdt.
L
Zet de Scooter uit voor u de verstellingen uitvoert.
10
1
1
2
1 = Sleutelschakelaar
5
2 = Snelheidsregelaar
3 = Batterij-indicator
4 = Claxon (geel)
5 = Alarmknipperlichten (rood)
6
6 = Verlichting (blauw)
7 = Laadbus
8
8 = Rijhendel (voorwaarts)
9 = Rijhendel (achterwaarts)
10 = Richtingaanwijzers
11 = Handrem
1
1
1 = Stuurkolom
2
2 = Vergrendeling (roos)
3 = Gatenplaat
Handleiding SCOOTER
Versie: Okt-07
A
B
(vergrendeling voor hoek-
verstelling stuurkolom)