GEDA STAR 200 STANDARD / GEDA STAR 250 COMFORT
Zwenkarmlift
11 Werking
11.1 Veiligheidsvoorschriften
De zwenkarmlift mag alleen door een door de ondernemer aangewezen
vakman worden bediend. Deze vakman moet met de montage- en
gebruiksaanwijzing vertrouwd zijn, over voldoende ervaring beschikken en
over de bestaande gevaren in de omgang met de zwenkarmlift
geïnformeerd zijn.
Bediener (zie hoofdstuk. 3)
• De lift moet buiten de gevarenzone worden bestuurd.
• Maakt u zich voor begin van de werkzaamheden met de werkomgeving vertrouwd, let
bijv. op hindernissen in het werk- en verkeersbereik en noodzakelijke beveiliging van de
bouwplaats t.o.v. de openbare weg.
• Controleer het toestel ten minste één keer per dag op zichtbare beschadigingen en
defecten. - Meld veranderingen of storingen onmiddellijk aan de bedrijfsleiding of aan de
verantwoordelijke. Zet de zwenkarmlift zo nodig onmiddellijk stil en zorg ervoor dat deze
niet weer in gang kan worden gezet.
• De zwenkarmlift altijd afdoende beveiligen tegen gebruik door onbevoegden!
- Bij beëindiging van het werk/pauzes de handbesturing niet los laten rondslingeren.
• De zwenkarmlift nooit beladen verlaten. - De lading eerst ontladen.
• Neem landelijke voorschriften inzake ongevallenpreventie en voorschriften m.b.t. de
arbeidsplaats in acht.
• De zwevende last vanuit de bedieningsplaats altijd observeren!
Niet onder de zwevende lading blijven staan of werken!
• Draag
persoonlijke
veiligheidshelm, veiligheidshandschoenen).
• Transportmiddel niet betreden!
• Het transport van personen is verboden!
• De veiligheidsvoorschriften in hoofdstuk 4 dienen eveneens in acht te worden genomen.
11.2
Niet toegestane werkwijzen
• Het draagvermogen overschrijden.
• Het transportmiddel aan één kant beladen.
• Transportmiddel mag na afloop van het werk niet boven blijven staan.
• Werken met defecte of ontbrekende borging van de kabelhaak.
• In de volgende gevallen mag niet met de lift worden gewerkt:
bij windsnelheden van meer dan 72 km/h (windkracht 7-8; stormachtige wind).
-
bij temperaturen lager dan –20° C.
-
bij schade of andere storingen.
-
als de periodieke inspectie niet werd uitgevoerd (zie hfdst. 4.3.1).
-
Montage- en gebruiksaanwijzing
beveiligingsuitrusting
Pagina 25 van 38
(bijv.
BL107 N Uitgave 04.2007