Onderhoud
10.3
Functiecontrole
Controleer achtereenvolgens de ontgassing van het installatiewater en van het bijvulwater.
Ga als volgt te werk:
1.
Wissel naar de handmatige modus (handbediening), zie
hoofdstuk 8.1.2 "Handbediening" op pagina 48.
2.
Start 10 cycli voor het ontgassen van het installatiewater.
–
Druk op de knop "Rondpompen" om het
installatiewater te ontgassen. Met de functie
"Rondpompen" wordt de permanente ontgassing van
het installatiewater ingeschakeld.
3.
Start 10 cycli voor de bijvulontgassing.
–
Druk op de knop "Vullen" om de bijvulontgassing te
starten. Met de functie "Vullen" wordt de ontgassing
van het bijvulwater ingeschakeld.
Opmerking!
Het gas moet uit het apparaat uitgeschoven zijn voordat het volgende interval begint.
Nadat de cycli voltooid zijn bouwt er zich een verzadigingsdruk
op. Bij koud water moet op de vacuümmeter "PI" een waarde
van ca. -1 bar af te lezen zijn.
–
De volgende verzadigingsdrukken zijn van
toepassing voor puur water:
4.
Met de knop "AUTO" keert u terug naar de handbediening.
–
De automatische bedrijfsmodus wordt uitgevoerd.
De controle van de ontgassing is nu voltooid.
Opmerking!
De melding "Watertekort" mag niet worden weergegeven op het display van de besturingseenheid.
70 — Nederlands
Servitec 35-120 met Touch-besturing — 06.07.2016 - Rev. B
Ontgs. Pomp
Watertemperatuur ° Celsius
Verzadigungsdruk bar(Ü)
Servitec 35
Systeem
Vullen
Overstr.
Rondpomp
2.2 bar
Permanente ontgassing
10
30
50
-0,99
-0,96
-0,88
70
-0,69