Beschrijving van het toestel
4.4
Functie
Het apparaat combineert de functies van ontgassing en bijvulling van water voor het installatiesysteem:
•
Via de aansluiting van de bijvulleiding wordt gasrijk water vanuit het installatiesysteem naar de vacuüm-sproeibuis geleid.
•
Via de aansluiting van de bijvulleiding wordt ook vers water naar de vacuüm-sproeibuis geleid.
Bij drukafname in het installatiesysteem wordt vers water bijgevuld.
Proces van een ontgassingscyclus in de vacuüm-sproeibuis
1
Vacuüm in de sproeibuis opbouwen
2
Injectie
De ontgassing vindt plaats in tijdsgestuurde cycli. Een cyclus bestaat uit de volgende fasen:
1.
Vacuüm in de sproeibuis opbouwen.
–
De pomp start en pompt water uit de vacuüm-sproeibus. De pomp transporteert meer water uit de sproeibus dan door de
aansluitleidingen van van de bijvulling water kan nastromen. Er ontstaat een vacuüm.
2.
Injectie
–
Door het openen van de magneetkleppen in de bijvulleidingen wordt gasrijk water in de sproeibuis geleid. Het water wordt
verneveld door verstuivers in de sproeibuis. Door het grote oppervlak van het verstoven water wordt het ontgast in het
vacuüm van de sproeibuis. Het ontgaste water wordt door de pomp terug in het installatiesysteem gepompt. Door de
overstroomklep wordt de pomp op een constante werkdruk gehouden. De werkdruk is afhankelijk van het betreffende
installatiesysteem.
3. Uitschuiven
–
De pomp wordt uitgeschakeld. Door de druk in het installatiesysteem stroomt meer water de vacuüm-sproeibuis en ontgast.
Het waterpeil in de vacuüm-sproeibuis stijgt. De vrijkomende gassen in de vacuüm-sproeibuis worden via de
ontgassingskleppen in de omringende atmosfeer afgevoerd.
4.
Rusttijd
–
Als het gas verwijderd is, blijft het apparaat gedurende een bepaalde periode in rust tot de volgende cyclus wordt gestart.
Tijdens de rustperiode vindt er een naloopontgassing plaats.
14 — Nederlands
Servitec 35-120 met Touch-besturing — 06.07.2016 - Rev. B
3
Uitschuiven
4
Rusttijd