Het apparaat met de toegangspuntmodus gebruiken
U kunt apparaten (zoals een computer, smartphone of tablet) op de volgende twee manieren met het
apparaat verbinden.
• Draadloze verbinding (apparaten verbinden via een draadloze router)
• Directe draadloze verbinding (apparaten verbinden met de toegangspuntmodus)
In dit gedeelte wordt de toegangspuntmodus beschreven, waarbij u kunt afdrukken of scannen door de
apparaten rechtstreeks met het apparaat te verbinden.
Volg de onderstaande procedure om de toegangspuntmodus in te schakelen.
1.
Schakel de toegangspuntmodus in.
2.
Verbind apparaten met het apparaat.
3.
Voer een afdruk- of scanbewerking uit.
In dit gedeelte wordt ook beschreven hoe u overschakelt van de toegangspuntmodus naar draadloos LAN.
De apparaatinstelling wijzigen in het gebruik van draadloos LAN
Belangrijk
• U kunt maximaal 5 apparaten tegelijk met het apparaat verbinden.
• Controleer de gebruiksbeperkingen en stel het apparaat in op de toegangspuntmodus.
Beperkingen
• Als u het apparaat gedurende een lange tijd met de toegangspuntmodus gebruikt, wordt het
aanbevolen het standaardwachtwoord om veiligheidsredenen te wijzigen in een combinatie van cijfers
en letters.
Toegangspuntmodus inschakelen
Schakel de toegangspuntmodus in volgens de onderstaande procedure.
1.
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
2. Houd de Wi-Fi-knop ingedrukt en laat deze los wanneer het AAN (ON)-lampje knippert.
3. Druk achtereenvolgens op de knop Zwart (Black), de knop Kleur (Color) en de Wi-Fi-
knop.
Controleer of het AAN (ON)-lampje brandt en niet meer knippert.
Als het AAN (ON)-lampje nog steeds knippert, gaat u terug naar stap 2.
Het toegangspunt wordt ingeschakeld.
501