5. AANSLUITPUNT VAN DE SCHOORSTEEN AAN DE KACHEL
De schoorsteen moet worden aangesloten aan de 80 mm leiding, welke zich aan
de achterzijde van de kachel bevindt (zie de omcirkelde leiding op afbeelding 10).
Zorg ervoor dat de leiding zodanig wordt aangesloten dat er geen lekkage van
rook kan optreden. Voor eisen aan de schoorsteen en de te gebruiken materialen,
zie hoofdstuk 4.
6. AANSLUITEN VAN DE LEIDING VAN DE VERBRANDINGS-
LUCHT
• Zorg ervoor dat de plaatsing van de inlaat van verse lucht altijd in
overeenstemming is met de plaatselijke wetgeving!
• Zorg ervoor dat de inlaat van verse lucht voor verbranding bedekt
is met (bijvoorbeeld) een rooster om te verhinderen dat er dieren in
terechtkomen.
Sluit een slang, of gelijkwaardige leiding, van 50 mm aan de inlaat van de verbran-
dingslucht welke zich aan de achterzijde van de kachel bevindt, zie afbeelding 11.
Het andere uiteinde van deze slang, of gelijkwaardige leiding, moet schone lucht
van buiten aanzuigen. Zie afbeelding 8 en 9A t/m 9E.
Zorg ervoor dat de leiding voor de verbrandingslucht te allen tijde verse
lucht van buiten aan kan zuigen.
7. BENODIGDE VENTILATIE VAN DE RUIMTE TIJDENS
GEBRUIK KACHEL
De kachel mag niet gebruikt worden indien er gebruik wordt gemaakt van
een luchtafzuigsysteem, hetelucht verwarming of andere apparaten welke
invloed hebben op de luchtdruk in de ruimte. Deze apparatuur dient te
worden uitgeschakeld.
Zorg dat er voldoende verse lucht de ruimte binnenkomt. Buiten de normale ven-
tilatiebehoefte voor de ruimte is per uur 50 m³ extra lucht nodig.
Ventilatieopeningen moeten zich dicht bij de vloer bevinden. Kies de plaatsen van
de openingen zorgvuldig. Ventilatieopeningen mogen niet worden geblokkeerd
(binnen noch buiten).
Zorg voor een verse-luchtinlaat in de ruimte met een doorsnede van ten minste
een kwart van de doorsnede van de rookafvoer, met een minimum van 100 cm².
Voor kachels geïnstalleerd in ruimten met mechanische ventilatie gelden de vol-
gende richtlijnen:
1
53