Synchronisatietijdstip
Bij flitsopnamen bestaat de verlichting uit twee lichtbronnen: het
aanwezige licht en het flitslicht. De flitstiming bepaalt in de regel
waar alle of de meeste van de door de flits verlichte delen van het
onderwerp in het beeldveld worden afgebeeld.
Bij de gebruikelijke flitstiming, aan het begin van de belichting, kan
dit leiden tot schijnbare tegenstellingen, zoals een voertuig dat is
door zijn eigen lichtsporen lijkt te worden "ingehaald".
De Leica TL stelt u in staat tussen dit gebruikelijke flitsontstekings-
tijdstip en het einde van de belichting te kiezen:
►
In
de gewenste instelling selecteren
In het tweede geval zullen in het bovenstaande voorbeeld de
lichtsporen van de auto, zoals verwacht, het voertuig lijken te
volgen. Deze flitstechniek verleent de foto een natuurlijkere impres-
sie van beweging en dynamiek.
Aanwijzing:
Bij het flitsen met kortere sluitertijden is er, behalve bij zeer snelle
bewegingen, nauwelijks verschil tussen de beide flitstijdstippen.
Flits-belichtingscorrecties
Met deze optie kan de flitsbelichting onafhankelijk van de belich-
ting door het aanwezige licht gericht afgezwakt of versterkt wor-
den, bijv. om bij een buitenopname 's avonds het gezicht van een
persoon op de voorgrond lichter te maken, terwijl de lichtsfeer
behouden blijft.
►
In
selecteren
►
Instellen in het submenu op de schaal d.m.v.
rechter duimwiel
►
Om te bevestigen
aanraken
SET
• Als u een belichtingscompensatie instelt, wordt deze op het
LCD-scherm weergegeven met een .
Aanwijzingen:
• Flits-belichtingscompensatie verandert het bereik van de flitser.
• Een ingestelde compensatie blijft actief - ook na een aantal
opnamen en zelfs als de camera wordt uitgezet - totdat hij weer
op ±
(= midden van de schaal) wordt ingesteld.
0
NL
of met het
165