4. BRANDSTOFTANK VULLEN
WAARSCHUWING! Benzine is uiterst brandbaar.
Bewaar de brandstof in speciaal daarvoor bestemde blikken.
4.1 VUL TANK
Vul de brandstoftank alleen buitenshuis en voordat u de motor start. Niet roken wanneer u de
brandstoftank vult of brandstof hanteert.
De brandstof moet aan de volgende criteria voldoen:
Open nooit de tankdop en voeg nooit brandstof toe terwijl de motor draait of warm is.
- Schone, nieuwe en loodvrije benzine.
Als er brandstof is gemorst, start de motor dan niet meer, verplaats het gereedschap van de plaats
- Een minimum octaangehalte van 87/87 AKI (91 RON). Voor gebruik op grote hoogte, zie hieronder
waar de brandstof is gemorst en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen ontstaan totdat de
- Benzine met maximaal 10% ethanol is aanvaardbaar.
brandstofdampen zijn verdwenen.
- Verwijder de tankdop. Voeg brandstof toe.
Sluit alle brandstoftanks en -bussen volledig af.
- Sluit de brandstoftank af met de dop.
Voordat u de maaier kantelt om het mes te onderhouden of de olie af te tappen, moet u de
brandstoftank legen.
Niet overvullen. Veeg overgelopen brandstof weg voordat u de motor start.
WAARSCHUWING: Vul de brandstoftank nooit binnenshuis, terwijl de motor loopt, of voordat de
4.2 MOTOROLIE
motor ten minste 15 minuten is afgekoeld na gebruik.
WAARSCHUWING: Gebruik geen niet-goedgekeurde benzine, zoals E15 en E85. Meng de olie niet
met benzine en pas de motor niet aan voor gebruik op alternatieve brandstoffen. Het gebruik van
Aanbevolen olie: Wij bevelen het gebruik aan van hoogwaardige detergent olie geclassificeerd voor SF, SG,
niet-goedgekeurde brandstoffen beschadigt de motoronderdelen en maakt de garantie op de motor
SH, SJ of hoger. Gebruik geen speciale additieven.
ongeldig. Voeg aan de brandstof een brandstofstabilisator toe om het brandstofsysteem te
beschermen tegen kalkaanslag. Alle brandstoffen zijn niet identiek. Als er opstart- of
Olietank vullen
prestatieproblemen optreden, verander dan van leverancier of brandstofmerk.
- Open de olietank.
- Vul direct de olie in de tank. Niet overvullen.
- Sluit de olietank. Veeg eventueel gemorste olie op.
Oliepeil controleren
- Controleer het oliepeil bij een uitgeschakelde en horizontale motor.
- Verwijder de plug / peilstok uit de olietank en veeg deze af.
- Steek de plug / peilstok van het oliereservoir in de hals van het
reservoir zoals afgebeeld, zonder hem vast te schroeven, en
verwijder hem vervolgens om het oliepeil te controleren.
- Als het oliepeil dichtbij of onder de ondergrens van de peilstok
staat, verwijdert u de peilstok en vult u het aanbevolen
oliereservoir tot aan de bovengrens van de peilstok (onderkant
van de peilstok). Niet overvullen.
- Vervang de plug / peilstok van het oliereservoir.
15