Handleiding Serie 2000
3.4
INSTALLATIE SERIE CER-2000
De CER-2000 kan niet in elke gewenste stand gemonteerd worden. Houd daar voor het lassen
rekening mee. Voorkom beschadiging van het schroefdraad!
3.5
MONTAGE STAND
Wanneer de transmitter horizontaal is gemonteerd, dient de pg-wartel naar beneden te wijzen.
3.6
MONTAGE STAND EFFECT
Alle transmitters worden verticaal gekalibreerd. Als de transmitter in een andere positie wordt
gemonteerd, dan heeft de transmitter een klein "montage effect" (het nulpunt kan enigszins afwijken)
De transmitter staat in de tank bijv. op 4.02 mA i.p.v. 4.00 mA. Dit effect kunt u in P103 zeer eenvoudig
opheffen (Zie pagina 9 van deze handleiding). De span wordt hierbij niet beïnvloed.
3.7
INSTALLEREN SERIE 2000-Hydrobar
De membranen worden beschermd door een speciale beschermkap (PE). Verwijder deze kap niet. Als
verstoppingen een probleem opleveren, neem dan contact op Klay Instruments BV voor andere
oplossingen. Beschadig het membraan niet
3.8
KALIBRATIE
Alle transmitters worden van fabriekswege afgeregeld op het door de klant gewenste meetbereik.
Indien geen afregelbereik is opgegeven, dan wordt de transmitter op zijn hoogste span afgeregeld.
3.9
BEKABELING
Onder het schroefdeksel (3) bevindt zich de aansluitprint. Onder het schroefdeksel (1) bevindt zich de
zero en span instelling voor de programmering van de transmitter.
Het aandraaimoment van de aansluitschroeven dient minimaal 1.0 Nm en maximaal 1,2 Nm te zijn.
De signaalkabel ca. 5 cm ontdoen van de mantel, aderuiteinde ca. 1 cm ontdoen van de isolatie.
Monteer de juiste adereindhulsjes en zorg voor een juiste verbinding van de adereinden onder de
aansluitschroeven.
De aderdiameter van de signaalkabel dient minimaal 0,2 mm
AWG) te zijn.
Opmerking: In applicaties waarbij kunststoftank of –leidingen toegepast zijn, moet de transmitter wel geaard
worden. De CER-2000 met een kunststof procesaansluiting moet geaard worden. Het foutief aansluiten van + en
- zal de transmitter niet beschadigen, echter de transmitter zal pas werken indien + en - goed zijn aangesloten.
H/NL/2000-HART/06-2022/34
!
Externe apparatuur dient bij voorkeur op de min
zijde van het 2-draads systeem aangesloten te
worden. Figuur links toont de aansluitprint van de
transmitter. De aansluitdraden moeten op
aansluitpunten 3 (-) en 4 (+) worden aangesloten.
Figuur links toont de aansluitprint van de
transmitter. De aansluitdraden moeten op
aansluitpunten 3 (-) en 4 (+) worden aangesloten.
2
(24 AWG) en maximaal 1,5 mm
De transmitter dient altijd geaard te worden.
Gebruik een standaard 2-draads afgeschermde kabel.
Tevens dient de signaaldraad extra beschermd te
worden in kabelgoten c.q. in de nabijheid van "zware"
elektronische apparatuur (bijv. frequentie regelaars of
zware pompen).
Indien de transmitter gemonteerd wordt in een geaarde
tank of leiding, mag de transmitter zelf niet geaard
worden. Voorkom dubbele aarding om het ontstaan
van een "aardloop" te voorkomen.
Klay Instruments B.V.
2
(16
Pagina 7