Voor de start
•
Lees de veiligheidsinstructies en de informatie over de
plaats van de hendels en functies door voordat u start.
•
Voer dagelijks onderhoud uit voor de start volgens het
Onderhoudsschema.
•
Stel de zitting af in de gewenste stand.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de
bestuurderszitting mag niet geblokkeerd zijn door bijv.
kledingstukken, bladeren, gras of viezigheid.
Dat verslechtert de koeling van de motor. Risico van
ernstige motorbeschadigingen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Schakel de snijfunctie niet in als de snijkop in de
onderhoudsstand is gezet, om schade aan de aandrijfriem
te voorkomen.
WAARSCHUWING! Breng geen wijzigingen
!
aan in de veiligheidsvoorzieningen van de
machine en controleer regelmatig of de
voorzieningen goed werken.
•
Lokaliseer en markeer stenen en andere vaste
voorwerpen om te vermijden dat u hier tegenaan rijdt.
•
Vermijd het maaien van een natte grasmat.
•
Begin met een hoge maaihoogte en verminder tot het
gewenste maairesultaat wordt verkregen.
•
Het beste maairesultaat wordt verkregen bij het hoogste
toegestane motortoerental, zie de technische gegevens
(de messen draaien snel), en een lage rijsnelheid (de
Rider beweegt langzaam). Is het gras niet al te lang en
dicht op elkaar groeiend, kan de rijsnelheid worden
verhoogd zonder dat het maairesultaat merkbaar
verslechtert.
•
De mooiste grasmat krijgt u als u deze vaak maait. Het
maaien wordt regelmatiger en het afgeknipte gras wordt
gelijkmatiger over het oppervlak verdeeld. De totale tijd
die u aan het maaien besteedt wordt niet langer
aangezien een hogere rijsnelheid kan worden gekozen
zonder dat het maairesultaat slechter wordt.
•
Wanneer u de BioClip-functie gebruikt, komt het extra
nauw dat het maai-interval niet te lang is.
•
Spoel de onderkant van het maai-element na ieder
gebruik met water af, gebruik geen hogedrukspuit. Het
maaielement moet dan in servicestand worden gezet.
14 –
Dutch
Rijden
Controle van veiligheidssysteem
De zitmaaier is uitgerust met een veiligheidssysteem dat
starten of rijden onder de volgende condities verhindert.
De motor kan alleen in de volgende gevallen worden gestart:
•
Het maaidek staat in de geheven stand en de parkeerrem
is ingeschakeld.
De motor hoort in de volgende situaties te stoppen:
•
Het maaidek wordt omlaag gezet en de bestuurder staat
op van de stoel.
•
Het maaidek staat in de geheven stand, de parkeerrem is
niet ingeschakeld en de bestuurder staat op van de stoel.
Controleer dagelijks of het veiligheidssysteem werkt door de
motor te starten terwijl niet wordt voldaan aan een van
bovenstaande voorwaarden. Wijzig de omstandigheden en
probeer het opnieuw.
WAARSCHUWING! Wijzig de
!
veiligheidsmiddelen nooit. Controleer
regelmatig of ze naar behoren functioneren.
De machine mag niet worden gebruikt met
defecte of niet gemonteerde beschermingen.
Starten van de motor
1 Voor Rider 112C Zorg ervoor dat de ontkoppelingshendel
ingedrukt is. (In bedrijf)
2 Til het maaielement op door de hendel naar achteren te
trekken naar de vergrendelstand.
3 Trek de parkeerrem aan. Dat doet u als volgt:
1
- Druk het parkeerrempedaal (1) in.
- Druk de vergrendelknop (2) op de stuurkolom in.
- Laat het rempedaal opkomen terwijl de knop ingedrukt
wordt gehouden.
De blokkering van de handrem wordt automatisch
uitgeschakeld als het rempedaal wordt ingedrukt.
2