Gebruikershandleiding
1. Verwijder het beschermkapje van de EXT.-poort aan de achterzijde van de printer.
2. Sluit het telefoontoestel met een telefoonkabel aan op de EXT.-poort.
Belangrijk:
c
Als u een enkele telefoonlijn deelt, zorg er dan voor dat u uw telefoontoestel aansluit op de EXT.-poort van de
printer. Als u de lijn splitst om de telefoon en de printer afzonderlijk aan te sluiten, werken de telefoon en de
printer niet goed.
3. Neem de hoorn van de verbonden telefoon op en controleer of er een bericht wordt weergegeven op de display
met de vraag of u een fax wilt verzenden of ontvangen.
Als het bericht niet weergegeven wordt, controleer dan of de telefoonkabel goed aangesloten is op de EXT.-
poort.
Gerelateerde informatie
"Het aantal keren overgaan instellen" op pagina 116
&
"DRD (Distinctive Ring Pattern (apart belsignaal)) instellen" op pagina 116
&
Controleren of u de fax kunt gebruiken
Nadat u de printer hebt aangesloten op een telefoonlijn, gaat u met de automatische controlefunctie na of de
aansluiting goed werkt.
1. Ga naar de modus Instellen via het startscherm.
2. Selecteer Faxinstellingen > Fax-aansluiting controleren.
De automatische controle begint.
Faxen (alleen voor printers met faxfunctie)
114