hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder
terechtkomen. Dit leidt meestal tot beschadiging
van de motor.
Figuur 47
1. Elektrodenafstand: 0,81 mm
4. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand tussen de
centrale elektrode en de massa-elektrode telkens
0,81 mm bedraagt.
5. Plaats de bougies met de juiste elektrodeafstand en
draai ze vast met een torsie van 24,5 tot 29 Nm.
Opmerking: Als u geen momentsleutel gebruikt,
draait u de bougie stevig vast.
6. Druk de bougiekabels op de bougie.
Onderhoud
brandstofsysteem
Brandstoffilter vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren
1. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de
laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om
de bak omhoog te houden.
2. Koppel de bedrading van de brandstofpomp los
(Figuur 48).
3. Maak de slangklem los en ontkoppel de brandstofleiding
van de dop van de brandstofpomp (Figuur 48).
1. Brandstofpomp
2. Slangklem
4. Verwijder de dop van de brandstofpomp die boven op
de brandstoftank zit (Figuur 48).
Opmerking: Laat de brandstofpomp niet draaien in
de tank wanneer u de brandstofpomp verwijdert. De
brandstofpomp laten draaien in de brandstoftank kan
de vlotter beschadigen.
5. Verwijder de brandstofpomp en het brandstoffilter van
de tank (Figuur 48).
6. Verwijder de klem waarmee de slang van het
brandstoffilter aan de fitting van de brandstofpomp
is bevestigd.
7. Verwijder de slang van de fitting (Figuur 48).
8. Plaats de nieuwe slangklem op de nieuwe
brandstoffilterslang.
9. Bevestig de slang aan de brandstofpomp en bevestig
de klem.
10. Steek het geheel in de brandstoftank en draai de dop
vast met een torsie van 20 tot 22 Nm.
11. Sluit de bedrading aan en bevestig de slang met de
slangklem.
47
Figuur 48
3. Brandstofleiding/brandstoffilter