Energie sparen
Bij de opslag van levensmiddelen ervoor zorgen dat:
Ventilatieopeningen aan de achterkant vrij zijn.
q
Ventilatieopeningen op de ventilator vrij zijn.
q
Levensmiddelen goed zijn verpakt.
q
Rauw vlees of vis bevindt zich in schonen, afgesloten
q
bakjes, zodat deze geen contact met andere levensmid‐
delen kunnen maken of op ander voedsel kunnen druipen.
Levensmiddelen zijn op afstand opgeslagen, zodat de
q
lucht goed kan circuleren.
Aanwijzing
Het niet opvolgen van deze gegevens kan tot bederf van
levensmiddelen leiden.
4.1.1 Vriesgedeelte
Hier kan bij -18 °C een droog, koud opslagklimaat worden
ingesteld. Een koud klimaat is geschikt voor de opslag van
diepvriesproducten voor meerdere maanden, voor de berei‐
ding van ijsblokjes of voor het invriezen van verse levens‐
middelen.
Levensmiddelen invriezen
U kunt maximaal zoveel kilogram aan verse levensmiddelen
invriezen binnen 24 uur, zoals aangegeven op het type‐
plaatje (zie 9.5 Typeplaatje) onder "vriescapaciteit ... kg/
24u".
Om ervoor te zorgen dat de levensmiddelen door en door
ingevroren worden, dient u de volgende hoeveelheden per
verpakking in acht te nemen:
-
Groente, fruit tot 1 kg
Vlees tot 2,5 kg
-
Vóór het invriezen ervoor zorgen dat:
De snelvriesfunctie is geactiveerd (zie 6.3 Functies) als
q
de invrieshoeveelheid groter is dan ca. 2 kg.
Bij kleine invrieshoeveelheid: moet de snelvriesfunctie ca.
q
6 uur vooraf worden geactiveerd.
Bij
maximale
invrieshoeveelheid:
q
snelvriesfunctie ca. 24 uur vooraf worden geactiveerd.
Levensmiddelen ordenen:
VOORZICHTIG
Verwondingsgevaar door glasscherven!
Flessen en blikken met drank kunnen bij bevriezen openbar‐
sten. Dit geldt met name voor koolzuurhoudende dranken.
u Flessen en blikken met drank niet invriezen!
Voor apparaten kleiner dan 122 cm:
Bij kleine invrieshoeveelheid:
u Verpakte levensmiddelen over alle lades verdelen.
u Indien mogelijk, levensmiddelen achter in de lade tegen
de achterzijde leggen.
Bij maximale invrieshoeveelheid:
u Verpakte levensmiddelen over alle lades verdelen.
u Indien mogelijk, levensmiddelen achter in de lade tegen
de achterzijde leggen.
Voor apparaten van 122 cm of groter:
Bij kleine invrieshoeveelheid:
u Verpakte levensmiddelen over alle lades verdelen, maar
geen levensmiddelen in de bovenste lade leggen.
Bij maximale invrieshoeveelheid:
u Verpakte levensmiddelen over alle lades verdelen.
u Indien mogelijk, levensmiddelen achter in de lade tegen
de achterzijde leggen.
Voor alle apparaten:
Bij maximale invrieshoeveelheid:
u Nadat de snelvriesfunctie automatisch is gedeactiveerd,
levensmiddelen in de lade leggen.
6
Levensmiddelen ontdooien
- in de koelruimte
- in de magnetron
- In de oven/heteluchtoven
- Bij kamertemperatuur
WAARSCHUWING
Gevaar voor voedselvergiftiging!
u Ontdooide levensmiddelen nooit weer terug invriezen.
u Slechts zoveel levensmiddelen eruit halen als nodig is.
u Ontdooide levensmiddelen zo snel mogelijk verwerken.
4.2 Opslagtijden
De aangegeven opslagtijden zijn richtwaarden.
Bij levensmiddelen met gegevens over de minimale houd‐
baarheid geldt altijd de op de verpakking aangegeven
datum.
Richtwaarden voor de opslagduur van verschillende
levensmiddelen
IJs
Worst, ham
Brood,
ducten
Wild, varken
Vis, vet
Vis, mager
Kaas
Gevogelte, rundvlees
Groente, fruit
moet
de
5 Energie sparen
Let altijd op de be- en ontluchting. Dek de ventilatieope‐
-
ningen resp. -roosters niet af.
Houd de ventilatieluchtopeningen altijd vrij.
-
Plaats het apparaat niet naast een fornuis, verwarming
-
of dergelijke en stel het apparaat niet bloot aan direct
zonlicht.
Het energieverbruik is afhankelijk van de plaatsings‐
-
omstandigheden zoals bijv. de omgevingstemperatuur
(zie 1.3 Toepassingsgebied van het apparaat) . Bij een
warmere omgevingstemperatuur kan het energieverbruik
toenemen.
-
Open het apparaat, indien mogelijk zo kort mogelijk.
Hoe lager de temperatuur wordt ingesteld, hoe hoger het
-
energieverbruik.
Alle levensmiddelen goed verpakt en afgedekt bewaren.
-
Condensvorming wordt voorkomen.
Warme gerechten plaatsen: eerst tot op kamertempera‐
-
tuur laten afkoelen.
6 Bediening
6.1 Bedienings- en weergave-elementen
Met het display kan in een oogopslag de temperatuurinstel‐
ling en de staat van de functies en instellingen worden
waargenomen. Om functies en instellingen uit te voeren,
bij -18 °C
bij -18 °C
bakkerijpro‐
bij -18 °C
bij -18 °C
bij -18 °C
bij -18 °C
bij -18 °C
bij -18 °C
bij -18 °C
* afhankelijk van model en uitvoering
2 tot 6 maanden
2 tot 3 maanden
2 tot 6 maanden
6 tot 9 maanden
2 tot 6 maanden
6 tot 8 maanden
2 tot 6 maanden
6 tot 12 maanden
6 tot 12 maanden