9 Batterij
9.1 Batterijen installeren
1. Verwijder het deksel van het batterijvak door de vergrendelingsschroef los te
draaien. Zorg ervoor de schroef niet kwijt te raken.
2. Installeer 4x AA-batterijen volgens de afgebeelde polariteit.
3. Plaats het deksel van het vak terug.
9.2 Batterijspanning controleren
Belangrijk:
– Vervang de batterijen voordat deze volledig uitgeput raken.
– Als het apparaat uitschakelt wegens een te lage batterijspanning, zullen uw
gegevens verloren gaan.
1. Druk op de toets
- Normaal bereik is: 4,8 tot 6,0 V.
- Het "batterij vervangen"-symbool verschijnt bij een spanning van: < 4,8 V.
2. Druk op
10 Systeeminstellingen
Configureer verschillende instellingen via het instellingsmenu voordat u het appa-
raat in gebruik neemt.
1. Druk op
2. Druk op
menu af te sluiten.
- Druk op ▲/ ▼ om de waarden te veranderen.
- Druk op
3. Druk op
om de batterijspanning weer te geven.
om de batterijcontrole af te sluiten.
en vervolgens op ▲/ ▼ om een instelling te selecteren.
om uw selectie te bevestigen of druk op
om de instellingen te doorlopen.
om de instelling op te slaan en terug te keren naar het hoofdmenu.
om het instellings-
57