5.2. Zagen met de voegenzaagmachine
Gevaar!
Gevaar!
Aanwijzing
Opstellen van de
voegenzaagmachine
Zagen
Verplaatsen van de
voegenzaagmachine
Het oponthoud beperkt zich tijdens het zagen tot het achterste deel van de voegenzaagmachine, direct aan
de stuurstangen. De voegenzaagmachine mag maar door één persoon bediend worden. Andere personen
buiten het werkbereik sturen of het bereik afzetten.
De voegenzaagmachine mag pas in bedrijf genomen worden, als alle startvoorbereidingen (zie hoofdstuk 5.1
Startvoorbereidingen) voltooid zijn. Is dit niet mogelijk, dan is het gebruik van de voegenzaagmachine
verboden.
Droog zagen zonder water is verboden!
Zet de voegenzaagmachine op zijn plaats
Klap de peilstok naar beneden
Start de dieselmotor met de sleutel in het contactslot (pos. 5)
Stel het toerental van het zaagblad in met de gashendel (pos. 1) van de dieselmotor
Draai de kraan van de GEKA-wateraansluiting open
Laat het zaagblad met de hendel (pos. 3) zakken en zet de zaagdieptemeter (pos. 2) op nul
Laat het zaagblad met de hendel (pos. 3) op de gewenste zaagdiepte, zie zaagdieptemeter (pos. 2),
zakken
Leid de voorwaartse beweging in met de bewegingshendel (pos. 4)
Voortbewegingssnelheid aanpassen aan de voortbewegingskracht
Breng het zaagblad met de hendel (pos. 3) in de hoogste zaagbladstand
Zet het toerental van het zaagblad met de gashendel (pos. 1) van de dieselmotor in de laagste
versnelling
Verplaats de voegenzaagmachine met de rijaandrijving en zet de machine op de gewenste plaats
Laat het zaagblad met de hendel (pos. 3) zakken naar de gewenste zaagdiepte
1
2
3
4
5
31/44