BEDIENING
Bediening van de kookplaat
0
1
6
2
5
3
4
De 7-standen bedieningsknop
Een symbool naast de bedieningsknop geeft aan welk element wordt
bediend.
Instellen
De bedieningsknoppen kunt u zowel links- als rechtsom draaien.
Controlelampje
Zodra u een kookplaat inschakelt, gaat het controlelampje branden.
Uitschakelen
U kunt de kookplaat 5 tot 10 minuten voordat de kooktijd verstreken
is, uitschakelen. Het element blijft nog geruime tijd warm. Van deze
restwarmte kunt u gebruik maken. Laat de deksel op de pan.
Stand 6
• Aan de kook brengen van alle gerechten. Slinken van bladgroenten.
• Aanbraden van vlees. Bakken van biefstuk, vis en aardappelen.
Stand 5
• Bakken van flensjes. Wentelteefjes, frituren.
Stand 4
• Bakken van pannenkoeken, drie in de pan.
Stand 3
• Doorbakken van vis en klein vlees. Doorbraden van groot vlees,
uien fruiten.
Stand 2
• Doorkoken van gerechten met een kooktijd van meer 10 minuten.
• Smoren van groenten. Ontdooien van diepgevroren bladgroenten.
Stand 1
• Trekken van bouillon, vlees stoven, warmhouden van gerechten,
doorkoken van kleine hoeveelheden.
Stand 0
• Op deze stand is het element uitgeschakeld. Doorkoken van
gerechten met een kooktijd korter dan 10 minuten, nadat het
gerecht eerst op een hogere stand aan de kook is gebracht.
NL 7