B13. Opgepast:
Bij een bevestigingsafstand van 1120 mm kan de montage zonder stellage direct vanaf de
ladder gebeuren.
De monteur gebruikt hiervoor een opvangriem en een opvangapparaat. Om beveiligd te
zijn tegen een eventuele verwijdering van het opvangapparaat uit de geleidingsrail, of
tegen een eventuele val door een doorbuigende ladder moet de monteur zich steeds met
een veiligheidskabel met valdemper in overeenstemming met En 354/355 of een arreteer-
kabel in overeenstemming met EN 358 in overeenkomstig met Afb. 1 beveiligen.
Bij een grotere bevestigingsafstand raden wij absoluut het gebruik van een stellage aan.
De werking van het opvangapparaat is enkel binnen het door de stijgblokkeringen
beveiligde deel van de geleidingsrails evenals bij een gebruik conform de voorschriften
verzekerd.
Het invoeren of het uitnemen van het opvangapparaat uit de geleidingsrail evenals het
overrijden van de stijgblokkeringen moet in beveiligde positie gebeuren. (bijvoorbeeld:
vaste bodem, beveiligd platform).
B14.
Arreteermogelijkheden bij de montage van op de ladder:
•
Veiligheidskabel volgens EN 354/355 onder deze laatste stevig met het bouwwerk en met
de ladder verbonden beugel rond de middelste boom leggen
•
De karabijnhaak van de veiligheidskabel volgens EN 354/355 rond de bevestigingsbeugel
leggen
•
De arreteerkabel volgens EN 358 rond de middelste boom van de ladder leggen
•
Gebruik van een extern aanslagpunt
Fig. 1
Opmerking:
Bij de schaarladder nooit op de zijboom arreteren
EN 354/355
www.honeywellsafety.com
EN 358
7