SmartGrid overcap. °C
Hier kan de setpoint-verhoging voor het verwarmen van
de onderste tank wanneer "SmartGrid Overcapaciteit"
actief is worden ingesteld.
Lees meer in het menu "Installateur/Definieer/
Afstandsbediening/SmartGrid".
4.9.7
Instellingen Zonnecollectoren*
dT max zon °C
Als het temperatuurverschil tussen de zonnecollectoren
en de SWW-tank de ingestelde waarde overschrijdt, moet
de laadpomp op de zonnecollectoren (G30) beginnen met
de productie van SWW voor de SWW-tank.
dT min zon °C
Als het temperatuurverschil tussen de zonnecollectoren
en de SWW-tank de ingestelde waarde bereikt, moet de
laadpomp op de zonnecollectoren (G30) stoppen.
Min snelheid pomp %
De minimale toegestane snelheid (tpm) voor de
circulatiepomp (G30) wordt hier ingesteld.
Max ketel °C
De maximaal toegestane temperatuur in de ketel.
Opladen van de ketel stopt zodra de ingestelde
temperatuur is bereikt.
Van toepassing op Systeemtype 1.
Max SWW-tank °C
De maximaal toegestane temperatuur in de SWW-tank.
Het opladen stopt zodra de ingestelde temperatuur is
bereikt.
Max buffertank °C
De maximale temperatuur in de verwarmingsbuffer. Het
opladen stopt zodra de ingestelde temperatuur is bereikt.
Max bodemmedium °C
Instelling voor maximaal toegestane
captatietemperatuur. Het opladen met zonne-energie van
het boorgat stopt wanneer deze waarde is bereikt.
Let op! Dit moet niet worden aangepast zonder overleg
met uw installateur.
dT max bodem °C
Instelling voor startvoorwaarden voor zonne-
energieoplading van bodem. Geeft het
temperatuurverschil aan (zonnecollectoren-bodem),
waarbij het laden begint.
dT min bodem °C
Instelling voor stopvoorwaarden voor zonne-
energieoplading van bodem. Geeft het
temperatuurverschil aan (zonnecollectoren-bodem),
waarbij het laden stopt.
68
CTC EcoLogic L/M
20 (uit, 1...30)
7 (3...30)
3 (2...20)
30 (30...100)
85 (10...95)
Menu: "Installateur/Instellingen/Zonnecollectoren".
85 (10...95)
85 (10...95)
18 (1...30)
60 (3...120)
30 (1...118)
* Uitsluitend voor CTC EcoLogic L.