INSTELLING AAN HET FLITSAPPARAAT
Modus
Automatische regeling door de camera
TTL
SF 40, SF 60:
A
Automatische regeling door de camera, geen flitsbelich-
tingscorrectie
SF 58, SF 64:
Regeling door het flitsapparaat met behulp van een inge-
bouwde belichtingssensor
De flitsbelichting moet door instelling van een bijbehoren-
M
de flitsstand op de door de camera bepaalde diafragma-
en afstandswaarden worden afgestemd.
Aanwijzingen
• Het flitsapparaat moet voor de automatische regeling door de
camera zijn ingesteld op de modus
• Bij instelling op
worden boven- of ondergemiddeld heldere on-
A
derwerpen eventueel niet optimaal belicht.
• Meer informatie over de flitsmodus in combinatie met andere, niet
speciaal op deze camera afgestemde flitsapparaten, evenals de
verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in de betreffende
handleiding.
.
TTL
FLITSREGELING
De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn
beschreven, hebben alleen betrekking op deze camera en systeem-
compatibele flitsapparaten.
SYNCHTRONISATIE-TIJDSTIP
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen:
– het aanwezige licht uit de omgeving
– het extra flitslicht
De uitsluitend of hoofdzakelijk door het flitslicht belichte delen van
het onderwerp worden daarbij door de uitzonderlijk korte lichtim-
puls bij correcte scherpstelling bijna altijd scherp weergegeven.
Daarentegen worden alle andere motiefdelen in hetzelfde beeld met
wisselende scherpte afgebeeld, die voldoende door het aanwezige
licht zijn belicht, respectievelijk zelf oplichten. Of deze motiefdelen
scherp of "vaag" worden weergegeven, respectievelijk hoe groot
de "vaagheid" is, wordt door twee van elkaar afhankelijke factoren
bepaald:
– de lengte van de sluitertijden
– de snelheid van de beweging van de motiefdelen of camera tij-
dens de opname
Hoe langer de sluitertijd respectievelijk hoe sneller de beweging is, hoe
duidelijker beide elkaar overlappende beeldfragmenten verschillen.
FOTOGRAFEREN ▸ FOTOGRAFEREN MET FLITS
157