In een MS Windows-systeem is deze naam de naam van de apparaatdriver van de printer of een sleutel waarmee de printer aan
de apparaatdriver kan worden toegewezen. Als deze niet wordt opgegeven, wordt de naam standaard ingesteld op de door de
printer geleverde identificatie voor standaard direct aangesloten USB-printers of Algemeen/Tekst voor niet via USB aangesloten
printers bij verbinding met Windows-hosts. Het toewijzen van de drivernaam vindt plaats via een printertoewijzingsbestand dat
door het systeem wordt gelezen als onderdeel van het algemene profiel (wnos.ini) of door MetaFrame-servers via het MetaFrame-
printerconfiguratiebestand (\winnt\system32\wtsprnt.inf).
d. LPD-hosts: De DNS- of WINS-naam van de server voor de netwerkprinter. Er kan ook een IP-adres van de printer op het netwerk
worden ingevoerd.
Als de printer is aangesloten op een andere thin client in uw netwerk, is de invoer in het vak LPD-hosts de naam of het adres van
die thin client.
e. LPD-wachtrijnaam: een LPD-host onderhoudt een benoemde wachtrij voor elke ondersteunde printer. Voer de naam in van de
wachtrij die is gekoppeld aan de printer die moet worden gebruikt.
Deze naam kan per leverancier verschillen. Dit is een vereist veld en u moet ervoor zorgen dat u de juiste wachtrijnaam toevoegt,
omdat de netwerkprinter deze naam gebruikt voor het toewijzen van de inkomende afdruktaken. U kunt bijvoorbeeld 'auto'
gebruiken voor de HP LaserJet 4200n PCL6 volgens documentatie op de website van HP.
OPMERKING:
overeenkomen met de inhoud van het vak Printernaam op de thin client waarop de printer is aangesloten.
f. Printerklasse (optioneel): Selecteer de printerklasse in de lijst.
g. Het printerapparaat inschakelen : Selecteer deze optie om de rechtstreeks aangesloten printer in te schakelen.
3. Klik op OK om de instellingen op te slaan.
De SMBs-instellingen configureren
1. Klik in het menu op het bureaublad op Systeeminstellingen en klik vervolgens op Printer.
Het dialoogvenster Printerinstellingen wordt weergegeven.
2. Klik op het tabblad SMB's en gebruik de volgende richtlijnen bij het afdrukken op een Windows-netwerkprinter.
a. SMB selecteren — Selecteer de gewenste SMB uit de lijst.
b. Printernaam — (verplicht) Voer de naam in die u wilt weergeven in uw lijst met printers.
c. Printer-ID: Geef het type of model van de printer op met de exacte tekst in de naam van de Windows-printerdriver, met inbegrip
van hoofdletters en spaties.
Deze naam moet de naam zijn van de driver voor de printer onder het Microsoft Windows-systeem of een sleutel om deze toe
te wijzen aan de driver van het apparaat. Als deze niet wordt opgegeven, wordt de naam standaard ingesteld op de door de
printer geleverde identificatie voor standaard direct aangesloten USB-printers of Algemeen/Tekst voor niet via USB aangesloten
printers bij verbinding met Windows-hosts. Het toewijzen van de drivernaam vindt plaats via een printertoewijzingsbestand dat
door het systeem wordt gelezen als onderdeel van het algemene profiel (wnos.ini) of door MetaFrame-servers via het MetaFrame-
printerconfiguratiebestand (\winnt\system32\wtsprnt.inf).
d. \\Host\Printer — Voer de Host\Printer in of gebruik het pictogram Door map bladeren naast het betreffende veld om door uw
Microsoft-netwerken te bladeren en de gewenste printerselectie te maken uit de beschikbare netwerkprinters (de DNS-naam of
het IP-adres van de Windows-afdrukserver op het netwerk).
e. Printerklasse — (optioneel) Selecteer de printerklasse uit de lijst.
f. Printerapparaat inschakelen: moet worden geselecteerd om de printer in te schakelen. Hiermee kan het apparaat worden
weergegeven op de externe host.
g. LPD-service voor de printer inschakelen — Selecteer deze optie om van de thin client een LPD (Line Printer Daemon)-
netwerkafdrukserver te maken voor LPR-afdrukverzoeken van het netwerk.
Als de thin client wordt gebruikt als LPD-printerserver, moet er geen DHCP worden gebruikt en moet er een statisch IP-adres aan
de thin client worden toegewezen.
3. Klik op OK om de instellingen op te slaan.
De printerinstallatieopties gebruiken
De opties voor printerinstellingen configureert u als volgt:
1. Klik in het menu op het bureaublad op Systeeminstellingen en klik vervolgens op Printer.
Het dialoogvenster Printerinstellingen wordt weergegeven.
Als de printer is aangesloten op een andere thin client in uw netwerk, moet de naam van de LPD-wachtrij
Wyse 5070 thin client-configuratie op ThinOS
73