ACU-100
Naast het toekennen van zones en uitgangen in de controller zal het systeem een adres
reserveren op de uitbreiding bus. Voor iedere groep van 8 zones/uitgangen wordt er 1 adres
gereserveerd op de uitbreidingsbus. De controller kan de adressen 1 tot 6 innemen op de
uitbreidingsbus. Hier dient rekening mee gehouden te worden bij het ontwerpen van het
systeem zodat er voldoende ongebruikte adressen over moeten blijven voor de ACU-100
controller. Indien een nieuw draadloos apparaat is toegevoegd in de controller, en het blijkt
dat meerdere adressen nodig zijn maar bezet zijn door andere uitbreidingen, dan zal een
juiste uitbreiding identificatie procedure niet mogelijk zijn. In dit geval zal het nodig zijn de
adressen te wijzigen van uitbreidingen aangesloten op de uitbreidingsbus.
De systeem zones waaraan de draadloze apparaten zijn toegewezen kunnen als volgt
geprogrammeerd worden:
– NC, NO of EOL – Afhankelijk van het type apparaat zal de zone informatie verzenden over
detector activering, voedingsstoringen, etc.
– 2EOL/NC of 2EOL/NO – Afhankelijk van het type apparaat zal de zone informatie
verzenden over detector activering, voedingsstoringen, etc. en tevens ook sabotage's.
Wijziging van de draadloze detectoren van de passieve naar actieve status vindt gelijktijdig
plaats met het inschakelen van betreffend blok waar toe de zone met de draadloze detector
behoort. Na het uitschakelen gaan de detectoren weer terug naar hun passieve status. Dit
geldt niet voor de 24uur zones. De draadloze zones toegekend aan deze zones blijven altijd
in de actieve status. De A
toegepast.
Programmeer geen omgekeerde polarisatie voor de uitgangen van het
alarmsysteem waaraan de draadloze apparaten zijn toegekend. De apparaten
zullen dan functioneren in omgekeerde mode (de inactieve uitgang gaat aan, en
de actieve uitgang gaat dan uit).
10.2 M
ODULE VOOR DRAADLOZE APPARATEN
Gebruik de DIP-switches om de juiste werkingsmode van de ACU-100 controller in te stellen,
het aantal aangesloten ACX-100 modules op de controller en ook de programmeer mode.
De communicatie met het alarmsysteem in deze configuratie wordt gerealiseerd middels de
controller ingangen en uitgangen. De controller uitgangen waar de draadloze apparaten aan
worden toegekend worden aangesloten op de zone ingangen van het alarmsysteem. De
werking van de detectoren of sirenes worden geregeld via de controller ingangen, welke
aangesloten dienen te worden op de uitgangen van het alarmsysteem. Bediening van de
detectoren (overschakelen naar actieve/passieve status), sirenes (aansturing alarmsignaal),
230VAC netstekker controller (sluiten/openen van het elektrische circuit) etc. wordt
uitgevoerd via de stuuringangen van de ACU-100 controller. Correct geprogrammeerde
uitgangen van het externe alarmsysteem dienen te worden aangesloten op de stuur
ingangen van de ACU-100.
Aantal ACX-100 modules:
LTIJD ACTIEF MODE
3
Fig. 9. Voorbeeld instellingen van de DIP-switches
SATEL
optie kan voor iedere draadloze detector worden
[
MET OVERIGE ALARMSYSTEMEN
programmering:
werkingsmode:
bediendeel
overige alarmsystemen
31
]