9 - OPTIE HOGE CONDENSATIETEMPERATUREN
Hoge efficiëntie units (optie hoge condensatietemperaturen)
LW HE
Voedingscircuit
Nominale voeding
Netspanningslimieten
Stuurstroomcircuit
Nominale aanloopstroom
(1)
Circuit A
Circuit B
Eén hoofdstroomaansluiting optie
Maximale aanloopstroom
(2)
Circuit A
Circuit B
Eén hoofdstroomaansluiting optie
Cosinus phi nominaal
(3)
Cosinus phi maximaal
(4)
Totale harmonische vervorming
Maximum opgenomen vermogen*
Circuit A
Circuit B
Eén hoofdstroomaansluiting optie
Nominaal opgenomen stroom
Circuit A
Circuit B
Eén hoofdstroomaansluiting optie
Maximum opgenomen stroom (Un)
Circuit A
Circuit B
Eén hoofdstroomaansluiting optie
Max. opgenomen stroom (Un -10%)
Circuit A
Circuit B
Eén hoofdstroomaansluiting optie
(1)
Directe aanloopstroom (maximum bedrijfsstroom van de kleinste compressor(en) + aanloopstroom of beperkte aanloopstroom van de grootste compressor). Waarden
gebaseerd op standaard Eurovent bedrijfscondities van de unit: verdamper intrede/uittrede watertemp. = 12°C/7°C, condensor intrede/uittrede watertemp. = 30°C/35°C.
(2)
Directe aanloopstroom (maximum bedrijfsstroom van de kleinste compressor(en) + aanloopstroom of beperkte aanloopstroom van de grootste compressor).
Waarden verkregen bij bedrijf met maximum opgenomen vermogen van de unit.
(3) Waarden gebaseerd op standaard Eurovent bedrijfscondities van de unit: verdamper intrede/uittrede watertemp. = 12°C/7°C, condensor intrede/uittrede watertemp.
= 30°C/35°C.
(4) Waarden verkregen bij bedrijf met maximum opgenomen vermogen van de unit.
*
Waarden gemeten bij werking met max. opgenomen vermogen van de unit. Waarden aangegeven op de kenplaat van de unit.
9.3 - Afmetingen en benodigde vrije ruimte, units met hoge condensatietemperatuur
Zie hoofdstuk 3.
9.4 - Functioneringsgrenzen, units met hoge condensatietemperatuur optie
LW ST en LW HE units
Verdamper
Intredetemperatuur bij opstarten
Uittredetemperatuur tijdens bedrijf
Intrede-/uittredetemperatuur verschil bij
vollast
Condensor
Intredetemperatuur bij opstarten
Uittredetemperatuur tijdens bedrijf
Intrede-/uittredetemperatuur verschil bij
vollast
Bij lage temperatuur toepassingen, waar de uittredetemperatuur van het water
(1)
lager is dan 3,3 °C, moet een antivries-oplossing worden toegevoegd. Zie de
optie brijnoplossing van lage temperatuur.
Bij lagere condensortemperaturen moet een condensor waterregelklep
(2)
(tweeweg- of driewegklep) worden toegepast. Raadpleeg de optie Regeling
voor lage condensortemperaturen om de correcte condensatietemperatuur te
garanderen.
Opmerking: Maximum omgevingstemperatuur: voor transport en opslag van
LW units (inclusief per container) zijn de minimum en maximum toegestane
temperaturen -20 °C en 72 °C (en 65 °C voor optie Naleving Australische
regelgeving).
HYDROCIAT™ LW ST/HE
1328
1528
V-f-Hz
V
A
587
587
A
-
-
A
-
-
A
587
587
A
-
-
A
-
-
0,88
0,88
0,91
0,92
%
0
0
(4)
kW
173
191
kW
-
-
kW
-
-
(3)
A
162
171
A
-
-
A
-
-
*
A
275
300
A
-
-
A
-
-
(4)
A
300
330
A
-
-
A
-
-
Minimum Maximum
-
35,0 °C
3,3 °C
15,0 °C
(1)
2,8 K
11,1 K
13,0 °C
(2)
23,0 °C
(2)
63,0 °C
2,8 K
11,1 K
1928
2128
2328
2628
400-3-50
360-440
24 V via ingebouwde transformator
772
772
772
587
-
-
-
587
-
-
-
749
772
772
772
587
-
-
-
587
-
-
-
862
0,84
0,86
0,87
0,87
0,90
0,90
0,90
0,91
0
0
0
252
271
290
173
-
-
-
173
-
-
-
346
210
230
250
162
-
-
-
162
-
-
-
324
400
430
460
275
-
-
-
275
-
-
-
550
419
455
476
300
-
-
-
300
-
-
-
600
7 0
6 5
6 0
5 5
5 0
4 5
4 0
-
3 5
3 0
2 5
2 0
0
Verdamperwateruittredetemperatuur, °C
Van ca. 60% tot vollast
Deellastlimiet ca. 50%
Minimum belastingslimiet ca. 30%
NL-36
3028
3428
3828
587
772
772
587
587
772
757
943
965
587
772
772
587
587
772
887
1072
1172
0,88
0,86
0,85
0,92
0,91
0,91
0
0
0
0
191
252
252
191
191
252
382
443
504
171
210
210
171
171
210
342
381
420
300
400
400
300
300
400
600
700
800
330
419
419
330
330
419
660
749
838
5
1 0
1 5
4228
4628
772
772
772
772
986
1004
772
772
772
772
1202
1232
0,86
0,87
0,91
0,91
0
0
271
290
271
290
542
580
230
250
230
250
460
500
430
460
430
460
860
920
455
476
455
476
910
952
2 0