14. Onderhoud
14.1 Reinigings- en onderhoudsintervallen
Voorafgaande aan onderhoudswerk: Schakel het
Voorzichtig
systeem uit zoals omschreven in paragraaf
13.3 Uitschakelen!
•
Reinig het filter
– Wanneer er duidelijk sprake is van ernstige verontreiniging
of wanneer de druk aanzienlijk daalt.
•
Reinig de hele doorstroomarmatuur
– wanneer er sprake is van duidelijke (zichtbare) verontreini-
ging.
– Wanneer er fouten optreden.
– Voorafgaande aan het opnieuw opstarten na langdurige stil-
stand.
•
Vervang de elektroden.
– Grundfos raad aan de referentie-elektrode en, indien nodig,
de pH enkele elektrode na 12 maanden te vervangen.
– De meetelektrode is slijtvast en hoeft niet regelmatig te wor-
den vervangen.
14.2 Reinigen en vervangen van het filter
•
Benodigd gereedschap en hulpmiddelen:
– water
– Zachte borstel.
1. Sluit de aansluiting naar de monsterwaterinlaat (U1) en uitlaat
(U2).
2. Schroef het filterpatroon (P) los.
3. Schroef de kunststof schroefdraad (P1) los aan het bovenuit-
einde van het filterpatroon (P), m.b.v. een schroevendraaier of
munt indien nodig.
4. Verwijder de zeef (P2) uit de filterhouder (P3) en reinig deze
onder stromend water. Gebruik indien nodig een zachte bor-
stel.
5. Indien beschadigd: vervang de filterzeef (P2).
6. Monteer het filterpatroon (P) weer in omgekeerde volgorde.
7. Controleer of het filterpatroon (P) lekdicht is.
Controleer na reiniging de monsterwaterdoor-
N.B.
stroming en stel deze indien nodig bij.
Afb. 23 Filter
22
P1
P2
P3
14.3 Reinigen van de doorstroomarmatuur
14.3.1 Verwijderen van de meetcel
De meetcel mag uitsluitend worden verwijderd
Voorzichtig
door geautoriseerd personeel.
1. Sluit de waterinlaat, en schakel de meetcel uit.
– Sluit de afsluitschroeven van de monsterwaterinlaat (V1) en
uitlaat (V2).
– Sluit en/of schakel het bestuurde apparaat uit (bijv. een gas-
doseerunit of doseerpomp).
– Wacht totdat het display van de meetversterker nul aan-
geeft.
– Schakel de voeding naar de meetversterker uit.
2. Leeg de meetcel.
– Open het aftappunt (L) en ontluchtingsspindel (J) en tap het
water af.
– Schroef de verbindingen naar de monsterwaterinlaat (V1) en
uitlaat (V2) los.
3. Verwijder de elektroden en sensoren.
– Wanneer een watersensor is gemonteerd: Maak de schroef
(O1) op de watersensor (O) los en verwijder de sensor.
– Schroef de plug voor de meetelektrode (E) los en verwijder
de elektrode.
– Verwijder de referentie-elektrode (B1). Monteer bescherm-
kappen met schroefdraad en reinig de elektrode.
– Verwijder de pH (A10 en redoxelektrodes (A2) indien nodig.
Monteer beschermkappen met schroefdraad en reinig de
elektrodes.
– Monteer beschermkappen op de elektroden. De bescherm-
kappen moeten worden gevuld met 3-molair kaliumchloride
oplossing.
Houd de installatie- en bedieningsinstructies van
Voorzichtig
de elektroden aan!
– Bewaar de elektroden met beschermkappen op een droge
plek.
Verwijder voorzichtig het geschroefde deel (H)!
De reinigingsvleugel (X) en de inlaatkamer (W)
N.B.
zitten los op de meetelektrode (D) en kunnen er
uit vallen! Bewaar de O-ringen!
4. Schroef de meetelektrode los.
– Schroef het geschroefde deel (H) van de doorstroomarma-
tuur (F) met de schuif (G1) los en verwijder deze voorzich-
tig.
– Bewaar de O-ringen (W1).
– Verwijder de reinigingsvleugel (X) en inlaatkamer (W).
5. Verwijder de doorstroomarmatuur.
– Draai de schroeven van de doorstroomarmatuur los (niet
volledig losschroeven), druk de doorstroomarmatuur naar
boven en verwijder deze van de montageplaat.
Afb. 24 Exploded view van geschroefde deel
W1
W
W1
X
H
D
G1