7.
PROFIBUS® PA
7.1
PA INTERFACE
De Serie 4000-PROFIBUS PA is ontwikkeld als PROFIBUS® Slave-apparaat. Een slave-apparaat is een
adresseerbaar randapparaat dat procesinformatie leest en uitgangsinformatie levert aan het master-
apparaat in het PROFIBUS®-systeem. De Series 4000 is ontwikkeld voor Profibus PA Profile V3.02 en
is achterwaarts compatibel met Profile-versie V3.01.
De Series 4000 ondersteunt 2 communicatielagen:
●
DP-V0: Cyclische uitwisseling van procesgegevens en uitwisseling van diagnosefuncties
tussen meester en slaven.
●
DP-V1: Acyclische gegevensuitwisseling en alarmafhandeling tussen master en slaves voor
diagnose, aansturing, bewaking en alarmafhandeling van de slaves parallel aan cyclisch
dataverkeer.
Het PROFIBUS® PA-netwerk is gestandaardiseerd met een blokmodel. Hieronder worden de
verschillende bloktypes uitgelegd.
Transducer Block
Function Block Application
Block Type
Function Block
Transducer Block
Physical Block
NL-4000-TT-PROFIBUS-PA-09-2021-00
Device
Parameters
Function Block Shell
PROFIBUS PA Protocol Stack
Analog Input
Omschrijving
Besturingssysteemgedrag zoals bijvoorbeeld: analoge invoer,
analoge uitvoer, discrete invoer, discrete uitvoer en totalisator.
Omzetten van mapping tussen procesdata en functieblokken. Het
transducerblok wordt gebruikt om voorbewerkings- en
kalibratieparameters van apparaat gegevens uit te voeren volgens
specifieke apparaat instellingen. Voor een PROFIBUS® PA-
veldapparaat moet minimaal één Transducer Block beschikbaar
zijn.
Beschrijft de specifieke gegevens die de individuele fysieke
apparaat eigenschappen identificeren, zoals de apparaat naam,
fabrikant en serienummer.
Internal Device
Parameters
Physical Block
17