SATEL
Fig. 6. "Gebruiker functies definitie" tabblad in het D
Code+ pijlen – U kunt bepalen welke functies worden gestart bij invoer van de code en
aanraken van de geselecteerde pijltoets.
Sabotage in blok [Sab. in blok] – selecteer het blok waarin alarmen gesignaleerd moeten
worden in geval van het openen van het bediendeel sabotagecontact op als het
bediendeel losgekoppeld wordt van het alarmsysteem.
5.2 Macro commando's
De macro commando's gerelateerde data wordt bewaard in het bediendeel geheugen.
Voordat u doorgaat met het definiëren van de macro commando's, leest u de data van
het bediendeel eerst uit ("Lezen" knop), en nadat het programmeren klaar is, schrijft u
deze naar het bediendeel ("Schrijf" knop). Deze data wordt niet gelezen en
geschreven nadat u op de
Macro commando groep – Een lijst van macro commando's die wordt getoond op het
bediendeel bij het aanraken van de
4 groepen van macro commando's kunnen worden gedefinieerd.
Macro commando groep naam – Een individuele naam getoond aan de onderkant van het
display boven de
Macro commando – Een opeenvolging van acties, samengesteld door enkele commando's,
die uitgevoerd dienen te worden door de centrale die de macro commando's uitvoert.
Macro commando naam – Een individuele naam van een macro commando (tot 32
karakters).
Code – De code die wordt gebruikt voor autorisatie tijdens uitvoering van de macro
commando's. De code dient een geschikte gebruikersautorisatie niveau voor de macro
commando's te hebben om de uitvoering mogelijk te maken.
Indien een macro commando uitgevoerd wordt en het blijkt dat de code ongeldig is (
bijv. dat deze tussentijds gewijzigd is), dan zal de gebruiker gevraagd worden een
correcte code in te voeren. Deze zal dan automatisch worden opgeslagen in het
geheugen van het bediendeel (en vervangt de ongeldige code).
knop in de programma werkbalk heeft.
toets.
toets (tot 8 karakters).
INT-KSG
X programma.
LOAD
9